Jaloezie?
Ze is mooi. Ronduit mooi. Voorbeeldig mooi. Er kan met
de beste wil van de
wereld niets anders over haar verschijning gezegd
worden. Het blonde,
springerige haar met de charmante pony omlijst haar
klassieke gezicht met de
voorname, rechte neus en de glanzend-gezonde, zachte
huid, als een aureool.
De spijkerbroek zit haar nog perfect en omsluit exact
haar onberispelijke
figuur.
Elegant leunt ze tijdens de pauze in de vergadering op
de tafel en ze
schijnt zich met haar vleierij, met haar blikken en met
haar lachjes het
alleenrecht op de Heren der Schepping te (willen)
verwerven.
Ineens maakt mijn geheugen reuzensprongen. Het is
vijftig jaar terug in de
tijd. Het is mijn eerste schooldag. Ik heb die morgen de
juffrouw van de
eerste klas, juffrouw H., in de cognackleurige trui, een
hand gegeven. Nu
sta ik op het schoolplein met mijn rug tegen de gelaagde
muur van ons houten
schoolgebouw, waar de planken als de schubben van een
vis overheen liggen en
sla het woelige, wilde spel van mijn klasgenootjes gade
zonder er zelf aan
deel te nemen. Ik draag het bolerootje dat door mama zo
ijverig en liefdevol is gehaakt, maar zal het
onschuldige kledingstuk later wegmoffelen in het kastje
van mijn
schoolbank omdat ik wel besef dat het mij tot een
"outcast" te midden van
hen zal maken, evenals mijn scheve tanden, mijn bril en
mijn
"bloempotkapsel" En een "outcast"
ben ik vanaf de eerste schooldag, in
tegenstelling tot de blonde meisjes Linda en Anne, een
tweeling, die de
bijzondere voorkeur geniet van de Zusters van Liefde. De
zusters lijken de
verschijning van de tweeling als een regelrecht wonder
te beschouwen en zij
mag met de goudkleurige inkt schrijven en krijgt de
mooiste
handwerkmaterialen toebedeeld, terwijl voor mij de
lelijke, dunne, paarse
wol wordt opgediept uit een lade om wanten van te
breien.
Na mijn geestelijke "uitstapje" roept de
vergadering mij weer tot de orde.
Knappe Ursula zit onveranderlijk voor me en ik
vraag me af hoe ze aan haar baan en aan haar huis is
gekomen.
|