Een
Kerstavond in het gezelschap van een poedel
Juist toen ik op Kerstavond, als mensen hun
saamhorigheid vieren rond een
Kerstboom, uit het raam keek zag ik mevrouw
voortschuifelen door de
restanten van de grijswitte sneeuw die eerder de wereld
overladen had, in
het gezelschap van een poedel, waarvan zij wel zielsveel
moest houden. Zijn
kameraad en mede-poedel, die ik eerder wèl gesignaleerd
had, was kennelijk
overleden, want deze had klaarblijkelijk door geen
andere omstandigheid dan
de dood verstek laten gaan bij de welhaast nachtelijke
wandeling die de dame
en haar hond nu samen volvoerden door het mistroostige
sneeuwlandschap.
De menselijke eenzaamheid kan ver gaan en afmetingen
aannemen die de
draagkracht haast overschrijden, maar de poedel met de
lichtbruine,
krullerige vacht en de kwetsbare pootjes die hem
nauwelijks konden dragen en
die rilden in de vrieskou van de late decemberavond was
mevrouw's
kostbaarste bezit en ze had alles voor hem over. Door
zijn aanwezigheid in
haar overigens verwoeste en ongeveer tot stilstand
gekomen leven werden
niettemin de scherpste kanten van haar grondeloze
eenzaamheid afgeslepen.
|