Een
sieraad minder/In de wachtkamer van de dood
Haar universum is honderdtachtig graden gedraaid en dat
van mij ook. Er ligt
een doem over haar wereld, die niet meer zonnig en
vredig is, maar waarin
een angstdroom, een nachtmerrie tot leven is gekomen. Ze
is een smalle,
slanke vrouw in een spijkerpak en pas zesenveertig. Ik
ga met haar mee naar
het Verbeeten-Instituut, dat allerminst de favoriete
bestemming vormt van de
stadsbevolking. Op een gestoffeerde gang komen keurig
lichtgeel geverfde
deuren uit en in de wachtkamer verblijven de dapperen en
moedigen, in het
aangezicht van de dood.
Terug in de slaapkamer van mijn vriendin zie ik de
zielige, lullige
voorwerpen: de zelf geknutselde schilderijtjes, de
portretten van de hondjes
die zo argeloos de wereld in kijken, een halsketting aan
een zelf
vervaardigd rekje, ingelegd met mozaïeksteentjes. Het
sieraad van haar borst
is mijn vriendin ontnomen, het is op brute wijze
afgepakt door
chirurgenmessen.....
|