INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

 

 

Een zondagmorgen met Schumann, Mozart en Gershwin

Tijdens mijn heenreis naar het Cenakel, een monumentaal gebouw, dat in
vroeger tijd tot klooster gediend heeft, aan de zuidkant van de stad,
omringd door een keurig aangelegde tuin die een parkachtige indruk maakt,
ontmoet ik in de bus een tachtigjarige Molukse mevrouw, wiens gezicht nog
steeds een afspiegeling draagt van vroegere schoonheid en die als
tijdverdrijf en waarschijnlijk uit eenzaamheid zich doelloos en zinloos laat
rondrijden door de hele stad door het vervoersbedrijf en die bekend is bij
vele chauffeurs van "Veolia", die haar aanspreken met de erenaam "oma".
Zelf heb ik een andere besteding en bestemming voor mijn zondagmorgen
gekozen, namelijk een pianoconcert waarbij werken van Schumann, Mozart en
Gershwin ten gehore gebracht zullen worden door een duo van gerenommeerde
pianisten.
In een soort restaurant dat het voorportaal van de concertzaal vormt, schuif
ik aan aan een rieten tafel waaraan reeds twee oudere dames hebben plaatsgenomen die de lippenstift niet hebben geschuwd maar daar optimistisch en enthousiast
gebruik van hebben gemaakt en die behangen zijn met dure sieraden en gekleed
zijn in chique mantelpakjes. Hun opschik kan bezwaarlijk vervangen wat de
Natuur en de Jeugd al sinds lange tijd niet meer leveren.
Even later treden in de concertzaal de pianisten aan, beiden wereldberoemd.
Zij zetten zich aan de piano's en slaan zonder dralen of aarzelen de toetsen
aan om nu meteen maar ernst te maken met de uitvoering en het publiek niet
langer te doen wachten. Zij gaan welhaast te werk als chirurgen die fluks
het mes zetten in lillende organen of als brandweermannen die vlot de spuit
richten op percelen die in vuur en vlam staan. Twee lieflijke meisjes, die
het notenschrift goed kennen, slaan precies op het juiste moment de
bladzijden van de partituren om.
Schumann "bereikt", meer dan een eeuw na zijn dood, "over het graf heen" nog
"zijn publiek". Mozart en Gershwin zijn feilloos te herkennen aan hun
muzikale taal, stijl en "accent", maar onder de muziek, die toch het hele
register van het menselijk gevoelsleven moet kunnen bespelen, zwijgt mijn
hart: mijn innerlijk is door onbekende oorzaak als een stoffig instrument
geworden, sinds lang opgeborgen in een opslagplaats, dat nooit meer
beroerd wordt en geen functie of doel meer bezit. Mijn blikken dwalen over
volmaakte aquarellen aan de wand, die pruimen en perziken uitbeelden en
beschouwen een trosvormige kroonluchter die lampen gevangen houdt in een
glazen omhulsel.
De pianisten zwoegen voort, de lieflijke meisjes slaan de bladzijden om, het
publiek is gevangen in emotie en aandacht, tot de musici na afloop buigen
als knipmessen en met een oprechte dan wel geveinsde uitdrukking van
triomfantelijke en welwillende blijdschap op het gezicht bedanken en het
publiek verheft zich en blijft applaudisseren als ultiem compliment voor de
Kunst.