INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

 

 

Berichten uit een Zorgcentrum (vervolg en slot)

Het voorjaar trad onherroepelijk in en toen in maart een nieuw licht de
wereld overspoelde, bracht ik een boeket bonte tulpen mee, waarop mevrouw
ging rommelen in een naaidoos om een naald te zoeken waarmee de kopjes van
de tulpen volgens haar allemaal een prikje moesten krijgen, om het boeket
langer houdbaar te maken.
"Wat een mooie bloemen, wat een mooie bloemen!" zegt mevrouw telkens alsof
ze de schijn zou wekken niet voldoende dankbaar te zijn of alsof ze
onmachtig is haar dank over te brengen. Maar ze beantwoordt aan het
algemeen-menselijke gebod van wederkerigheid in de menselijke communicatie
en schenkt mij enkele kleine doosjes met broodbeleg en twee appels.

Als we over de gang strompelen, die pas belegd is met chique vloerbedekking,
waarmee mevrouw ook al zo blij is, zijn daar plotseling de neef en nicht uit
S. en ik maak kennis met familie van mevrouw die zich nog in anderhalf jaar
niet vertoond hebben in haar nabijheid. Ze dragen een groot pakket, met
papier omwikkeld in de vorm van een stoel. Mevrouw begroet hen met
blijdschap en inderdaad blijkt uit het pakket een grijze rotan stoel te
komen met het zwarte kussentje waarom mevrouw gevraagd had. De neef en nicht
drinken nog even thee maar alsof de duivel hen op de hielen zit, nemen ze
snel afscheid.

Voor mevrouw Van Keulen ben ik hoogstwaarschijnlijk altijd, letterlijk en
figuurlijk, een schimmige gestalte gebleven die zich ergens aan de periferie
van haar bewustzijn en blikveld ophield; voor mij was zij deerniswekkend:
een moeder, die nooit moeder geworden is, maar anderzijds een zo moedige,
krachtige persoonlijkheid, gehuisvest in een zo broos, kwetsbaar en
hulpeloos lichaam; ik zal haar nooit meer vergeten