INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

 

 

Geboortegrond en eerste thuiskomst

De zijmuur van het huis was gehavend: deze droeg een scheur die het huis als
het ware in tweeën sneed: van rechtsboven naar linksonder: een litteken,
voorgoed een herinnering aan het bombardement van 1944, waarbij ook de
spoorbrug was ingestort (op foto's zie je het metalen, verwrongen skelet van
de brug boven het asgrauwe, kolkende water van het Wilhelminakanaal hangen).
De bewoners van het huis waren eveneens geschonden; zij waren kinderen van
de economische crisis van 1929, kinderen van de armoede, kinderen van de
Wereldoorlog; zij waren mijn ouders, oma, tante en ooms.
In de dertiger jaren had opa na de teloorgang van zijn zaak in
huishoudelijke artikelen zijn toevlucht gezocht met zijn gezin in een van de
pas gebouwde huizen in een deftige buurt in het zuiden van de stad; een
buurt die haar status wenste te ontlenen aan de kapitale villa's die haar
straten sierden, veelal bewoond door de dames en heren medisch specialisten
die werkten aan het nabijgelegen E. Ziekenhuis dat zich met haar afdelingen,
gehuisvest in gebouwen en bijgebouwen uitstrekte te midden van een
parkachtige, groene omgeving.

Ik heb zojuist mijn geboortegrond beschreven; mijn geboortegrond te midden
van villa's, maar in een stad die haar bestaan ontleende aan de
textielnijverheid, met dertig fabrieken, met een silhouet van schoorstenen
en kerken.

Mijn vader had mijn moeder, die een mondain Haags milieu had verruild voor
de keien van de St. Josephstraat, na een korte verkeringstijd tot echtgenote
gekozen. Toen al bracht hij zijn moeizame morgens en middagen door op het
gehate kantoor, een kolos van roodbruine stenen in de S.-straat. Thuis
verzonk hij in zijn literatuur, verzonk hij in zijn muziek, in zijn
romantische fantasieën, die de pijn om het gepest van de collega's en om het
eentonige werk niet konden verlichten.

Ik was hun eersteling en op een drukkend-warme dag in juni zag ik het
levenslicht. De bevalling duurde dagen en was zwaar en moeilijk; en pas op
het laatste moment had Vader Dr. Adeling erbij geroepen. "Waarom heb je me
niet eerder laten komen?" vroeg deze.

Een tante, de zus van mijn vader, wiens kwaliteiten betwijfeld werden door
de familie, had razendsnel voor een ambulance gezorgd; ik moest ijlings
vervoerd worden in een verwarmd kistje naar het E. Ziekenhuis. Daar was
warmte, maar het was niet de warmte van mijn moeder's borsten, het was niet
de streling van mijn vader's handen.

Oma kwam mij opzoeken en wegens haar florissante uiterlijk zag men haar aan
voor mijn moeder. Later, als ik haar borst zocht, zou ze zeggen: "Ik ben een
droge min"

Na zes weken kwam ik thuis; het was mijn eerste thuiskomst in de kring van
mijn familie, in de cirkel van mijn vader en moeder, ooms, tante en oma en
mijn leven begon nu pas goed: mijn leven dat me door gevaren en
verschrikkingen heen heeft gebracht tot op het punt in de tijd waarop ik dit
noteer; mijn dierbare en unieke leven, waarvan ik wil getuigen, ook in het
bovenstaande.

Wordt eventueel ooit vervolgd.