Herinneringen
aan mijn wandeltochten door Midden-Brabant (1)
Denkend aan de Kampina-heide
Evenwijdig aan het landelijke zandpad waarover wij
voortstappen bevinden
zich grasgroene weiden waarop in de verte zwartwitte
koeien
doodgemoedereerd, onverstoorbaar en onverschillig liggen
te luieren en te
herkauwen. Meer op de voorgrond grazen er eveneens
enkele, met de last van
de bolronde, rozige uiers tussen de achterpoten, alsof
zij drachtig zijn van
de melk. We zijn op weg naar de heidevelden van de
Kampina en bereiken deze
al snel: ze liggen uitgestrekt zover onze blik reikt,
zacht glooiend,
begroeid met paarse vegetatie, onder een wisselvallige
hemel van loodgrijs
en lichtblauw, haast archaïsch, haast voorwereldlijk en
er heerst een
weldadige rust en een hemelse stilte. We vervolgen onze
weg, passeren
berkenstammen en ondefinieerbaar struikgewas, tot mijn
wandelgenote wegens
een blessure van haar been rechtsomkeert moet maken.
De "Gerrithoeve" die we tenslotte bereiken en
waar we uitrusten vormt een
afgezonderde, stille oase, ver van de chaotische
verwarring en onrust van de
maatschappij en er komt daar als het ware een sprookje
of een idylle tot
leven als uit vroeger tijden; een meisje of een jonge
vrouw, als het ware
weggelopen uit een romantische novelle, lieflijk en nog
aarzelend tussen
kinderlijke schuchterheid en de eerste voorzichtige
schreden in het land van
een nu spoedig aanbrekende volwassenheid, een meisje dat
Vermeer zou hebben
willen uitbeelden of dat Goethe, Toergenjev of Hesse
zouden hebben willen
beschrijven, serveert ons warme chocolademelk en een
bruinzwarte kleine hond
komt bedelen om het koekje.
We moeten de terugweg tenslotte aanvaarden; de weg terug
naar de lawaaierige
woelingen en de verwarring, naar de misverstanden, de
spanningen en de
ruzies van die schering en inslag zijn in het
maatschappelijke leven.
De schilderachtige herinneringen aan de heide en aan de
gastvrije herberg
kunnen we koesteren en opslaan in ons geheugen....
|