"Making
love to strangers"
We zaten samen op de achterbank van een deeltaxi die ons
vervoerde vanaf de
paviljoens van een zwakzinnigeninrichting waar ik mijn
broer had bezocht
(mijn broer was opgetogen geweest om de
Donald-Duck-boekjes en om de
chocolade die ik hem gebracht had) en ze wierp blikken
in mijn richting
waarmee ze klaarblijkelijk wenste te solliciteren en te
hengelen naar een
Gesprek, hoe oppervlakkig ook (het mocht gerust over het
Weer gaan, over de
vele Ziektes en Sterfgevallen die "Gang und Gebe"
zijn, over de laatste
Bingo of over René Froger).
Het is nu eenmaal de gewoonte (waarom weet niemand) in
de her en der
voorthobbelende en rondtoerende Deeltaxi's, die tot
broedplaats en broeinest
van Conversatie zijn uitgegroeid, zijn zorgen te
ventileren en met elkaar
een verkapte vorm van psychotherapie te beoefenen.
In de Deeltaxi storten eenzamen en vertwijfelden hun
hart uit en babbelen
weduwen, wezen en invaliden naar hartenlust met elkaar.
Ik gaf er tot grote ergernis van de mevrouw naast mij de
voorkeur aan op
dromerige maar hardnekkige wijze het voorbijflitsende
landschap (in de verte
keurige rijen van bomen, gekleurd door de herfst) te
beschouwen en tevens de
voorbijgesnelde jaren van de vele bezoeken aan mijn
broer (eerst nog in het
gezelschap van mijn familie, nu alleen) aan een
stilzwijgende bespiegeling
te onderwerpen.
Als ik in de richting van mijn mede-passagiere keek, zag
ik dat ze haar
kaken op elkaar klemde in een brede, maar gekunstelde
glimlach, die ze aan
me opdrong en dat ze haast bedelde om een paar woorden
van mijn kant.
Opstandig om de onechtheid en om de oppervlakkigheid van
de zogenaamde
"uitwisseling" met wildvreemden, bleef ik
zwijgen en wendde ik mijn blik af.
|