INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

 

 

Als mijn broer (die echter zwakzinnig is), als mijn Vader (die overleden
is), als de zoon (die ik nooit het leven geschonken heb):


Zo was Hij voor mij; Degene die nooit mijn minnaar was. Degene, op wiens
schouder ik mijn hoofd eens legde. Degene, om wiens schouders ik mijn arm
eens sloeg; gebaren die de schuchterheid aanduiden, die ons belette minnaars
te worden; gebaren die voor mij alles betekenden, evenals zijn warme,
weerloze wang tegen die van mij, eens. We hebben elkaar nooit weergezien.
Hij verdween in niet te achterhalen verten, eens. Heeft hij zich nog het
licht herinnerd, dat ons gezonden werd, heeft hij de druk van mijn hand nog
kunnen voelen of de warmte van mijn gezicht? Is alles verzonken in een
peilloze kloof van voorgoed vergeten, voorgoed uitgewist, zoals het
rimpelloze wateroppervlak voorgoed de steen vergeet die eens naar haar
diepten zonk? We hebben elkaar nooit weergezien en nog zie ik verlichte
vensters in de avond in de Rubinsteinstraat en ben ik in de straat waar hij
woonde. We hebben elkaar nooit weergezien en, veel ouder, denk ik met spijt
aan de schitterende zomer en bloei van een leven, zo onvergetelijk, maar zo
ver weg.