INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST

Print deze Pagina

 

 

Uit liefde voor een kanarie.....

Tot voor kort zong de kanarie jubelend zijn lied; het snaveltje half
geopend; het bolle keeltje trillend, tot hij op een dag één gezwollen pootje consequent optrok en verborg in zijn lichtgele verenpak; een onrustbarend teken.

Met de auto van een vriendin gaan we op weg naar de dierenarts, die
gehuisvest is in een buitenwijk.
Op de achterbank staat de kooi waarover we een oranje badlaken gedrapeerd
hebben en door de talloze verkeersdrempels hotst en botst het voertuig meer
dan ons lief is, gezien de fragiele vracht die we meetorsen.

Eenmaal in de spreekkamer van de dierenarts verontschuldig ik me voor mijn
luide gehuil dat vast en zeker hoorbaar is tot in de wachtkamer.

De brute mensenhand van de dierenarts waarmee zij rondtast in de kooi om de
vogel te vangen betekent een grove inbreuk, een schok, een trauma. Doodsbang
fladdert het vogeltje in de rondte maar even later, gevangen en wel, steken
de stakerige, kwetsbare pootjes waarvan de nageltjes nu geknipt worden en
die ingesmeerd worden met heilzame vaseline (een middel tegen alle kwalen?)
hulpeloos in de lucht terwijl het kopje met de zwarte verschrikte
kraaloogjes rust in de gigantische hand van de assistente.
Heel voorzichtig en zorgvuldig knipt de dierenarts het blauwe, metalen
ringetje los van het pootje; het ringetje dat om
God-weet-welke-reden maar hoe dan ook door sadisten eens om het pootje
bevestigd is.

Mijn trouwe vriendin D. staat aan mijn zijde en slaat het tafereel gade met
een gezicht waarvan een mengeling van pijnlijke bezorgdheid, afschuw,
verbijstering, interesse en verdriet valt af te lezen; sentimenten die om de
voorrang strijden.

De kanarie, tot voor kort levenslustig en vitaal, is nu van de ene op de
andere dag gehandicapt, verminkt en getekend voor het leven; het zal nooit
meer goedkomen met het pootje

Thuisgekomen hoop ik de vogel te kalmeren door de wellicht vertrouwde
klanken van Mozart en Bing Crosby en herkrijgt hij zijn plaats op het
tafeltje bij het raam in het zonlicht van de zomer dat valt door de gazen
gordijnen. Met zijn feilloos scherp geslepen instinct weet het diertje wat goed voor
hem is: op de een of andere manier beseft het dat het zieke pootje ontzien moet worden en het bivakkeert nu op de bodem van de kooi.

En ik besef nu wellicht voor het eerst ten volle dat het beestje mij
oneindig dierbaar is; het redeloze, onschuldige beestje dat door mensenhand
moest lijden en dat mijn liefde voor het dier groter is dan die voor de
mensensoort; voor de brute, meedogenloze wrede mensensoort......