|
Een brug over de rivier van de tijd?
We schreven al februari; een late winter had ingezet toen ik haar heb
teruggezien; alleen háár zag ik terug, om onnaspeurlijke redenen van de
dertig of veertig klasgenootjes die eens de schoolbanken van mijn lagere
school hadden bevolkt, hadden bezet, onder het toeziend oog van de voor mij
huiveringwekkende gestalten in de zwarte, enkellange kledij; de witte, stijf
gesteven kap waaraan de sluier was bevestigd, strak om het hoofd, om het
gezicht, die een leer uitdroegen die geen bewaarheid werd in de praktijk van
het onderwijs.
Alleen háár zag ik terug (ik herinner me dat ze altijd op de voorste bank
zat en speelde met make-up-spulletjes; een spiegeltje, een kammetje en
borsteltje) en ook ZIJ wilde geen herinneringen met me delen. Voor de
arbeiderskinderen was er nooit perspectief; welhaast a priori werd
aangenomen dat zij de capaciteiten en kwaliteiten die hen een redelijke
positie in de samenleving zouden opleveren op weliswaar wonderlijke maar
toch op de een of andere manier vanzelfsprekende wijze zouden missen (was
het daarom dat mijn vroegere vriendin zweeg en bleef zwijgen over ons
gemeenschappelijk verleden?) Met voorzichtige tred, om niet uit te glijden
over de platgetrapte sneeuw, had ik het huis bereikt van Amélie in het
naburige dorp; honden en kippen hielden haar gezelschap, vijftig jaar na
dato; de roodbruine hoenderen bivakkeerden gezellig hutje mutje in de
zelfgetimmerde en -geverfde "kippenvilla" en de wit met bruin gevlekte
Cavaliers kwamen mij kwispelend tegemoet.
Nooit meer zal ik delen met Amélie wat ook mij nooit meer onberoerd heeft
gelaten; onze gemeenschappelijke jeugd, zo diep verzonken in de tijd, ten
dele doorgebracht in de houten barakken, gesitueerd in een arbeiderswijk van
onze provinciestad, van mijn onlangs alles geliefde geboortestad.
De rivier van mijn leven is kolkend, stormachtig en turbulent geweest en de
brug van de herinnering, die haar oevers zou moeten verbinden, lijkt voor
altijd verwoest te zijn.
|
|