van pantservoertuigen,
tanks en oorlogsveteranen gadesloeg, nog steeds ter
herinnering van de waanzin en de glorie die veertig jaar
eerder de wereld in hun ban hadden gehouden.
Vader had mij vaak
verteld over de juichende menigte in de straten van
Tilburg, die als het ware een majestueus lied van
bevrijding en vreugde aanhief in oktober 1944. en ik had
het gruwelijke tegendeel hiervan gezien in zijn
fotoboeken: de mannen en vrouwen achter de hekken, haast
alleen nog staketsels van beenderen, door een
beestachtige mensensoort in een beestachtige tijd
bestemd voor de vernietiging.
In de kerker van zijn
eenzame hart had vader, zelf eens soldaat, altijd de
herinnering aan een gruwelijk tafereel verborgen, en hij
had mij, kind van een nieuwe tijd, nooit hiervan
deelgenoot willen maken.
De milde, genadige wind
heeft de as van mijn arme vader verstrooid en de hand
van de milde, genadige tijd heeft de tranen van mijn
gezicht gewist, zodat slechts de stille, roerloze
gestalte van de Schot op het Stadhuisplein mij soms
herinnert aan mijn verdrietige uur met vader tijdens de
militaire parade.