Bij de dood van een tante
Haar laatste zus was
overleden. Zelf sukkelde ze nu voort achter een rollator
en ze had mij gevraagd haar te vertegenwoordigen op de
begrafenis en de grafkrans van onschuldige roomwitte
lelies en fris groen lover te inspecteren die ze besteld
had en die inderdaad de kist bleek te sieren waar de
familie en vrienden eerbiedig omheen schuifelden ten
teken van laatste afscheid.
In de kerk had de pastor
de overledene omschreven in bewoordingen die allerminst
recht konden doen aan het veelvormige innerlijk van de
mens, aan de talloze universa die in hem leven (dat zij
graag tenniste en skiede wisten wij ook wel).
De geheimzinnige,
onachterhaalbare dood werd als stof onder het letterlijk
fantastische tapijt van de religie weggemoffeld en
weggewist als een ongewenst, hinderlijk stofje op de
blinkend schoongepoetste ruiten van de werkelijkheid,
van het leven.
Op het kerkhof toonden
asgrauwe, granieten zerken inscripties van geboorte- en
sterfdata en namen en voornamen van
"voorgangers" van mijn betreurde tante.
Enkele maanden later kwam
oom J. met de garderobe. Er waren truien bij, blouses en
lingerie: de kleding van een dode. En jarenlang nog zou
ik mij in de kleding van een dode hullen.......
|