Priëlen van verveling en
woestijnen van eenzaamheid
Een verlammende atmosfeer
had zich op die zondagen als een gewatteerde deken over
de wereld gelegd. Waarom had mijn bewustzijn opdracht
gegeven aan mijn ogen om met angstaanjagende precisie
ieder takje, ieder blaadje, ieder kevertje waar te nemen
dat zich vertoonde in een genadeloos januarilicht op het
antracietgrijze asfalt van de paden van het park? Op
zo'n middag leek de wereld haar adem in te houden. De
windstilte van de eenzaamheid omgaf mij dan als een
benauwend, verstikkend luchtledige, als een
dichtgesponnen cocon, als een vastgeregen corset zonder
ontsnappingsmogelijkheid.
Het was op een van de
laatste dagen met moeder (Na de wandeling: haar gezicht
op het kussen, als het ware gebeeldhouwd uit
renaissancistisch marmer in het bed dat zij eens met
vader deelde; haar ademhaling, gestaag en rustig; haar
donkerblonde haar, dat nooit grijs zou worden in een
waaier neergevleid).
In die tijden vlogen de
zalige heerlijkheden van de Vervulling mij niet in de
mond in het Luilekkerland van de Vervuldheid: de rijpe
appels van de zelfgenoegzaamheid dan wel van de
rechtmatige voldoening vielen bepaald niet van de bomen
voor mijn voeten waar ik ze op kon rapen.....
|