INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS

 

Ontmoeting in een Deeltaxi
"En ik bedoelde het zo goed"

Een taxi is op weg van zuidelijke naar noordelijke gedeelten van de stad en ik ben een van haar passagiers. Het geval wil dat bij een halte aan de Bisschop Zwijsenstraat, bij een groot, monumentaal parochiehuis, dat oprijst tegen de nachtelijke hemel, mogelijk een brandpunt van Christelijke Devotie en Naastenliefde (de Naastenliefde waarnaar al door zovelen in de loop der geschiedenis zozeer hardnekkig maar tevergeefs gezocht en gestreefd is) een oudere dame instapt. Ik herken haar onmiddellijk en feilloos aan de wijnrode jas, het kortgeknipte grijze haar en de rollator en ook het schermpje voorin de auto geeft haar naam weer: mevrouw A. uit de Van B. straat; zij is niemand minder dan degene aan wie ik in het verleden mijn diensten had aangeboden als de trouwe en gedienstige, dienstvaardige vrijwilligster die ik voor haar wilde zijn: ik was met haar naar de supermarkt gegaan, had de groenten en het fruit gewogen op de weegschaal, een etiket op de verpakking geplakt en een en ander in de boodschappentas geladen, waarna ik naast haar de terugweg aanvaardde door de sombere, desolate straten, gelardeerd met de antracietgrijze staketsels van geknotte bomen. Ik had de spullen een plaatsje toebedeeld in de koelkast en we hadden nog koffie gedronken waarbij onze conversatie, het zij toegegeven, tot beneden alle peil was gedaald. Een woord van dank was nimmer over de lippen van de oude dame gekomen en ik was in het ongewisse of zij mij eventueel beroddeld had bij de "Stichting Contour", mijn werkgever. (Het moet ook wel een uitzonderlijke en uiterst vreemde indruk maken op de leden van de goegemeente, op de geborneerde en bekrompen autochtone bevolking van de stad, dat iemand ABN spreekt, niet getrouwd is en geen baan heeft). Mijn medepassagiere van de taxi is nauwelijks een haarbreed van me verwijderd, hetgeen een nabijheid suggereert die niet meer bestaat en spoedig ontbrandt de ruzie: ik gesel haar met mijn woorden: "Ik ben door uw schuld nu zelfs ontslagen bij de Stichting Contour". "Als u zo Christelijk bent, had u mij beter als mens kunnen accepteren". "Ik vind u een harde tante" en "En ik bedoelde het zo goed".
Mevrouw zit erbij als een ledepop, als een pias, als een etalagepop en laat als een hond die geslagen wordt mijn harde woorden op zich neerkomen, zonder een enkel weerwoord, zonder reactie of verweer." De taxi vervolgt haar weg en thuis aangekomen, wens ik dat het incident diep weg mag zinken in de krochten en grotten, in de diepten, spelonken en gewelven van mijn goedgunstige geheugen, waarin, als in een opslagplaats, reeds de erfenis is gedeponeerd van mijn verleden die de herinnering bevat van nameloos en onbenoembaar, veelvuldig gepasseerd onheil en verdriet.