Herinneringen aan een vermaledijd plantsoen in de Kastelenbuurt en aan
andere gebeurtenissen
Toen voor het eerst een borst bij haar verwijderd moest worden, was ik
ongeveer getuige, voor zover men van een dergelijke gebeurtenis getuige kan
zijn en ongeveer tezelfdertijd wandelde ik, om haar een dienst te bewijzen,
met haar twee schattige hondjes (waarvan het ene bruine en zwarte vlekken
droeg en het andere, wat kleinere en slankere, met een melange van roodbruin
en wit gedecoreerd was) door het vermaledijde en verfoeilijke plantsoen in
de omgeving van haar woning, dat doordrenkt was van een sfeer van ongekende
troosteloosheid, in die hete zomer, toen de temperatuur alles lamlegde,
zelfs de hoe dan ook nog spaarzame bewegingen van de mensen.
Haar tweede borst moest onvermijdelijk enige tijd later eveneens weggenomen
worden; de ziekte die vooreerst aarzelend postgevat had in haar lichaam als
een kwaadaardige, moordzuchtige infiltrant moest verhinderd worden door te
dringen in cellen, weefsels en botten.
In die tijd maakte het op mij een buitengewoon absurde indruk als zij, hele
dagen uitgestrekt op haar bank vóór haar brede LCD-scherm en heftig rokend,
uitgerekend de heuvels van Rio de Janeiro gadesloeg en de stranden van
Copacabana en Ipanema, waarover nog steeds de meest afgesleten en
clichématige chansons de ronde doen (waarom juist deze taferelen in het
schemergebied, in het grensgebied tussen leven en dood?).
|