INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS

 

Ons wilde, ongezeglijke broertje

In mei van het jaar 1958 gaf zij, die sinds jaren voorgoed rust het leven aan de man die vandaag zijn 55ste levensjaar bereikt en die nooit het geestelijke niveau van een driejarige heeft overstegen.
Ze heeft het ons duizenden malen verteld: ten einde raad had ze het jongetje, haar zoontje en ons broertje meegenomen naar de huisarts die steeds beweerd had dat er niets met het kind aan de hand kon zijn. Ons broertje aarzelde niet, stormde op het bureau van de arts af en "ruïneerde" dit "vakkundig".
De fatale diagnose was nu niet ver meer weg ("Uw zoontje heeft een partiële afwijking"), evenmin als de lange jaren in de inrichtingen, vaak onder ondeskundige leiding, waar wij hem bezochten; midden in het Brabantse land, tussen stuifzand en dennenbossen, vennen en beken lagen de monumentale gebouwen van de instituten waarin de jeugd voorbijging van ons wilde, ongezeglijke broertje, in wiens innerlijk een storm woedde die nooit zou gaan liggen.
Mama zong op de terugweg vaak kinderliedjes om haar verdriet te maskeren en ons, kinderen, een indruk van vrolijkheid te geven, maar wij voelden de onderstroom van de ontreddering van de moeder, als wij koers zetten naar huis op onze kinderfietsjes achter vader en moeder aan.
En zo werd ons het boven alles verheven gebod van de trouw ingeprent; het gebod van de trouw aan het verstandelijk beperkte broertje, dat niet kon meegenieten van de huiselijkheid, de sfeer en de overige weldaden van ons ouderlijke thuis.