INHOUD BROECKX
HOME
AUTEURS

 

Mijn dode hart

Mijn vriend nodigt me uit een kijkje te komen nemen in zijn nieuwe woning. Het is een koude, winderige dag in de Schubertstraat en rillingen dringen door mijn dikke winterjack. Op de eerste etage bevindt zich een brede gang met grasgroene vloerbedekking, doorweven met zwarte strepen die toegang biedt tot de flat, een sfeervolle seniorenwoning. Mijn vriend is zorgzaam, geduldig en goed voor me en serveert een "quiche lorraine" en een banketstaaf uit de magnetron en hij sluit en opent enthousiast de feeërieke houten luiken voor de ramen en toont me hoe de schemerlampen, afkomstig van een rommelmarkt, een avondlijke gezelligheid creëren, waarvan hij geniet.

Thuisgekomen diep ik de foto uit mijn jeugdjaren op; de foto waarop ik glimlach. En met diepgaande ontroering en ongestelpt verdriet en treurnis vraag ik me af: waar is mijn ziel verloren gegaan, waar is ze verdwaald in het woud van de wereld, in haar wonderlijke verwarring? Mijn jeugdjaren, mijn kinderspel liggen als het ware bedolven onder aardlagen als wonderlijke, veelkleurige gesteenten, die men niet meer op kan delven, zij zijn als verre sterren aan een nachtelijke hemel die niet zichtbaar zijn, in een "vorig leven" verdwenen, dat ik ver achter me gelaten heb. Waar hebben de belevenissen en ervaringen mijn ziel voorgoed overspoeld? Hoe is ze vervreemd geraakt van haar wezen, van haar jeugd en blijdschap, van haar ongeschonden gaafheid? Zullen de diepe wonden genezen, zal de zalf van de vriendschap erop aangebracht worden? Zal mijn vriend de demonen uit mijn geest verdrijven, de lauwheid, apathie en lethargie uit mijn hart verdrijven als met een vernietigende windvlaag? Kan er op de omgeploegde, verdorde, gecorrumpeerde, dode grond van mijn sinds lange tijd vernietigde en uitgebluste hart nog iets groeien; een gewas, een heester, een struik die vruchten draagt, een zomerbloem? Ik betwijfel het. Kan het vuur nog oplaaien dat eens en schijnbaar voorgoed geblust is door denkbeeldige, maar o zo deskundige brandweerlieden die hun vernietigende, fatale werk zo grondig verricht hebben? Mijn hart is dood als de dode staketsels van de geknotte bomen aan de Dillenburglaan.