Ingrid van den Bergh

De Gordtse gorgeldierentuin


De Gordtse gorgeldierentuin

 

 

De vleugelmoerbij in zijn boom

eet zuidpoolijscobeer met room.

kijk poezeloes, een woeste wat

en ook nog een gelaarsde kat

 

Daar opdoffer, de skibrilslang

de suikerrietgors, meterslang

een roldolfijn, de varibaan

het ijskonijn met sokken aan

 

De heelhoogvandetorenhaan

een hijgend hert, niet te verstaan

aardsluiaard in zijn diepe slaap

droomt van de rodebillenaap

 

De sissel, met gespleten tong,

bijt kangoeroeboe zonder jong

een rode hond met Spaanse griep

troost kreeftcrab, bang voor scharensliep

 

J-k-l-m-n-ooievaar

prikt brillenslang die lijdt aan staar

en krolse krokodolifant

stuift memmelmoebe vol met zand

 

Beslijster in een lijsterbes

een zattelap lurkt aan een fles

de lellibel flirt met de mot

en holtor kruipt weer in zijn grot

 

Een druiloorwormpje, middendoor,

ontsteekt in een ziek middenoor

en meur stinkt twee uur in de wind

totdat hij odeuraros vindt

 

Èh… spinnenkop - geen poot, geen lijf -

vangt koninginnepagewijf

startkabeljauw vol levertraan

trekt palingaal weg uit zijn baan

 

Peuterneushoorn loert, in zijn kooi

naar engerlingding, veel te mooi

de apekolenbaviaan

plakt aan de leguaankleefaan

 

Steenboktor loopt met de zalat

op ‘t dwarsgestreepte zebrapad

naast oeten en een paradijn

die bijna uitgegorgeld zijn

 

Een loeieboeier in de wei,

- vol zure melk - die sluit de rij

in deze dierenhabidruin:

de Gordtse gorgeldierentuin.

 

 

februari 2004