> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄ Jan Hoevenaars

 

 

Jan Hoevenaars

verhalen


 

De simulant

 

Een wachtkamer is een kamer waarin men wacht. Veel simpeler kan het niet uitgelegd worden, dacht ik, totdat ik er over na ging denken. Men kan namelijk ook veronderstellen dat het de kamer zelf is die wacht, zoals een beller die in de wacht gezet wordt een wachtbeller of een baby die pas geboren wordt als de carrière zulks toelaat, een wachtbaby genoemd zou kunnen worden. Maar waar zal een kamer op wachten? Wie zal dat kunnen zeggen. Misschien wel op iemand die er graag in wil verblijven.

Wachten betekent oorspronkelijk evenveel als wakker zijn en dat ook blijven. Waken dus, of opletten. Op vliegvelden zou de vertrekhal dan ook beter de wachthal genoemd kunnen worden, want men let er aanzienlijk langer op de mededelingenborden dan dat men er vertrekt.

Zo komen we langzamerhand bij de derde mogelijke betekenis van wachtkamer. De wachtkamer of het wachthokje is er voor mensen die de wacht houden en opletten, met name op de medemens, zoals dat bij een legerplaats te doen gebruikelijk was en in de medische wachtkamers nog steeds is.

Als men toch niets te doen heeft, hetgeen altijd het geval is in wachtkamers, is observatie een leerzaam tijdverdrijf. Allereerst inspectere men de ruimte op cameras. Die kunnen openlijk zijn geplaatst, maar misschien zijn ze wel verkleed als schroefje of schilderij-oogje. Onder de bankjes of stoeltjes hoeft men er over het algemeen niet naar te zoeken vanwege het mindere uitzicht dat het daar geeft. Wel snuffelpaaltjes. Die zijn heel geschikt om 's mensen angstzweetgeuren te analyseren.

Heeft men dit alles in zich opgenomen, dan kan men onopvallend zijn medewachters in de gaten gaan houden. Onopvallend moet het wel zijn, want anders zou het resultaat al te zeer beinvloed worden door de waarneming.

Zo heb ik eens een man bij zijn binnenkomst in de wachtkamer van een keuringsarts tersluiks gevolgd. Hij trok enigzins met zijn rechterbeen en ging moeizaam zitten, eerst hijzelf, daarna het been. "Dertig jaor in den bouw" sprak de man, meer tot zichzelf dan tot iemand anders in het bijzonder. "En dan laoten ze oe nie eens nar nun dokter gaon vur oeë rug. Kost me nog 'ne snipperdag ok. Het zal wel spontymelitis worren; ben ik gelijk klaor." De man had zich duidelijk goed op het gesprek met de keuringsarts voorbereid en zijn dochter (dacht ik zomaar) alles over rugklachten op internet laten opzoeken. Het zoemertje ging af. Onder de indruk van 's mans uitzichtloos lijden sputterde ik niet tegen toen hij aanstalte maakte om als eerste aan de oproep gehoor te geven. Bij zijn aftocht zag ik nog wel dat hij met het linkerbeen trok, zoals ik niet verwacht had.

 

 

Keurigheid

Ik ben getest en afgekeurd,

das dus  yahoo!

Dat is te zeggen: er is geen paarse stempel of tattoo

op mijn bil of borst gekleurd.

De uitslag is heel behoorlijk en heel net

op een vel geduldig wit  papier gezet.

Gelukkig maar.