> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄ Jan Hoevenaars

 

 

Jan Hoevenaars

verhalen


 

Wissewasje

 

Het verschil tussen het oude jaar en het nieuwe is ten tijde van de overgang niet bijzonder groot. Pas als de dagen echt gaan lengen krijgen wij het met ons geringe waarnemingsvermogen in de gaten. Misschien daarom is er in de loop der eeuwen nogal gesold met het tijdstip van de jaarwisseling. Het zal allemaal begonnen zijn bij de Germanen, of de Kelten of, wie weet de Lappen. Die begonnen in hun hoge streken op zeker moment gewaar te worden dat de ene dag de andere niet was, maar korter, of langer natuurlijk. Aan de evenaar hebben ze daar geen weet van, dus daar leven ze er maar zo'n beetje op los. Morgen komt er weer een dag; toch? Zo niet in Lapland. Daar bleef het ooit in het jaar donker en kwam er voorlopig geen nieuwe dag. Waar meet je de tijd dan aan af? Gelukkig draaide daar voorheen, en nu nog steeds, de maan om de aarde en niet om de zon, zodat men die af en toe toch nog te zien kreeg en daardoor zo ongeveer wist hoe laat het was. En anders had je ook nog de vrouw die met de maan gelijk liep, ook als het bewolkt was. Was dat vanwege de kou of de kerstman niet zo, dan was je van slag, qua tijd dan. Als je de duur van die lange donkerte door tweeën deelt zit je in het midden en er middenin, in de poolnacht. Dat vond men aldaar wel het moment voor een hapje en een drankje. Die gewoonte is naar het zuiden af gaan zakken, zelfs tot bij de Romeinen, die er tevoren maar een potje van maakten alsof ze aan de evenaar woonden. Die Romeinen leefden trouwens aanvankelijk met de maan mee en met de zonsomloop, waardoor je in een jaar al gauw op twaalf manen en een beetje uitkomt. De tekorten werden bij tijd en wijlen aangezuiverd aan het eind van het jaar. Men miste dan een dag of tien. Dat was zo tegen het einde van februari. Julius Caesar vond zichzelf een zonnekoning dus hij ging iedere dag de zon volgen en kwam met zijn Juliaanse kalender op de proppen, waardoor er nog maar eens in de drie jaar één dagje gespijbeld kon worden. Gregorius XIII rekende alles nog eens na zodat in zijn kalender er slechts een keer in de vier jaar een dag extra was. Sindsdien, zo is de voor de hand liggende gedachte, wordt er door de Romeinen erg vaak gestaakt om zo al die verloren vrije dagen alsnog te pakken te krijgen.

 

 

Winterschuivers

Als ik mijn voet niet goed verplaats

schaats ik een scheve schaats

maar ook voordat ik mij ten ijs begeef

schaats ik doorgaans al scheef.