> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄ Jan Hoevenaars

 

 

Jan Hoevenaars

verhalen


 

Superboeren

 

Rijdend door het buitengebied van Gilze zal men moeite hebben iets van de geschiedenis van het landschap te herkennen. De ruilverkaveling heeft het middeleeuwse landschap, naar de wijze der kubisten, overgeschilderd, met brede strakke halen, hoekig, vierkant, recht en vooral plat. Over smaak valt alleen maar te twisten. Bij toeval, of door onoplettendheid van de dienstdoende ingenieur, of waarschijnlijker nog door beperkte geldmiddelen, schijnen door het moderne schilderij slechts enkele stipjes, lijntjes, en Godwonder, vlakjes heen, overgebleven van het oude landschap dat stukje bij beetje geboetseerd werd door zo'n 50 generaties Breughels, Bosch'en, en van Eijck'en. Tot je terug bent bij de Franken: Merovingers en Karolingers. En je moet al een metertje of wat onder de grond zijn om de Kelten nog tegen te komen, in eeuwige rust, bij ons in de buurtschap Verhoven, getuige de vondsten uit de late ijzertijd. Overigens was het daar ook voor de Franken een geliefde rustplaats, want op minder dan honderd meter van de Kelten legde een dame van aanzien, met barnstenen sieraden en al, rond het jaar 600 het moede hoofd te ruste. En in 1625 of zo hadden Spaanse huurlingen er een kampement van rond 18.000 man, inclusief marketentsters en andere dienstmaagden, wachtend op een sein van Ambrogio Spinola om op te trekken tegen Breda. Of het aan de dienst of aan de maagden lag weten we niet, maar ook van deze populatie stierven een aantal voortijdig. Er werd niet al te ver mee gesjouwd, dus ook die liggen daar, naast de Kelten en de Franken, op de plaats die al eeuwenlang "het Craaijbosch" genoemd wordt.

Geef een papoea een stenen bijl en hij hakt een akkertje uit het oerwoud. Geef hem een ijzeren bijl en hij hakt twee veldjes uit. Geef hem een motorzaag, en hij zaagt heel het oerwoud om. Gelukkig is het land waar men zijn moer verbrandt. Karel de Grote (754-814) begon ook te hakken. Hij wilde de landbouw eens flink moderniseren. Grote domeinen werden aangelegd, verspreid over zijn rijk, waar voedseloverschotten vandaan konden komen, want zijn legers konden zomaar overal opduiken om mee aan tafel te schuiven. Zo ook in Gilze. Karel hakte niet eigenhandig (behalve hoofden); horigen en lijfeigenen deden het kapwerk voor hem, om vervolgens niet meer van het land af te mogen, want het moest ook nog bebouwd worden. De "curte qui dicitur gilisa"1 kwam later in handen van de Brabantse graaf Ansfried die er het stift van Thorn mee begiftigde om vervolgens zijn vrouw in dat stift te stoppen en zelf bisschop van Utrecht te worden. Het domaniale stelsel heeft het niet zo lang volgehouden, zeker niet op de arme Brabantse zandgronden. Maar het bos had al wel plaats gemaakt voor de hei en de hei op veel plaatsen voor zandverstuivingen.

Gerrit van Poppel (1863-1963) heeft nog in het oude landschap gestaan en vondt het maar niks, denk ik. Maar hij had motorzaag noch bulldozer. Behept met instinctieve bestuursdrang en ook nog eens verlicht door twee jaar onderwijs op het klein seminarie moet hij opgewonden zijn geraakt door de benadering van Karel de Grote. Naast het besturen van de Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw en de gemeente Gilze en Rijen, slaagde hij erin om zijn aanvankelijk kleine hoeve op te schalen naar meer dan 30 hectare. Het werk werd ook hier merendeels gedaan door "meid en knecht", die de boerderij wel konden verlaten als ze wilden, maar dat niet gemakkelijk deden. Want, zoals een commissaris der koningin in den Bosch nog in 1972 waarschuwend tegen de Brabantse Milieufederatie zei: "een hond zal de hand die hem voedt niet gemakkelijk bijten". Zo beet een knecht toen ook nog niet in de hand van de burgemeester.

Karel de Grote had een ambivalente verhouding tot de Paus, die hem weliswaar tot keizer kroonde, maar zich niet kon vinden in Karel's gesnoep van kerkelijke belangen. Onze Gerrit kreeg het op zijn manier aan de stok met de kerkelijke authoriteiten toen hij als voorzitter van de Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw tegen de beginnende verzuiling van de boerenbonden streed. Maar de emancipatoire katholieke emoties waren zelfs hem te machtig en de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond kwam er en heeft sindsdien geijverd voor cooperaties (katholiek), voorlichting (katholiek) en niet te vergeten ruilverkaveling (onchristelijk).

Weer later begon Sicco, de Grunninger, Mansholt aan zíjn landbouwhervormingen. Hij mag zich (posthuum) niet al te zeer op de borst slaan als dé architect van het Nederlandse landbouwwonder. Karel en Gerrit hadden het pad al voor hem geëffend. Hij hoefde hun spoor maar te volgen.

 

 

Bijltjesdag

Een papoea met stenen bijl

kapte krachtig en in stijl

een oerwoudreus door midden.

 

Maar toen hij wilde bukken

sloeg hij zijn dingske in twee stukken

en leerde zo ook bidden.

 

Zijn bede werd meteen verhoord;

hij kreeg een koker met een koord

voor wel twee verkapte lidden.


 

1 het hof dat Gilisa (Gilze) wordt genoemd