> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄ Jan Hoevenaars

 

 

Jan Hoevenaars

verhalen


 

De kokhalspsychologe

 

Het Amphia Ziekenhuis te Breda ken ik intussen veel beter dan me lief is en andersom evenzeer. Zwelamandeltjes, botbreuken, wandelende netvliezen, verkurkte wervelschijven en knarstanden zijn de mankementen die me nu even te binnen schieten, waarvoor ik de gang naar Canossa moest maken. Ik vertel het zelf maar alvast, want sinds de medische wetenschap alle informatie electroniseert is de verspreiding van mijn dossier over den lande meer een kwestie van tijd dan van kwade wil. Murphy wist het al. Alles wat fout kan gaan, gaat ook ooit fout. Voorlopig gaat het verfilmen van mijn bezoeken aan Amphia, ter lering ende vermaeck van het gansche volk, niet door, hoewel er vele cameras in de gangen en wachtkamers hangen, naast allerlei mede-lijders.

Deze keer moest ik op appèl komen bij een psycholoog die gelukkig een psychologe bleek te zijn. Op het kaartje stond weliswaar medisch-psycholoog, maar de zwangerschap was dermate vergevorderd dat ik dat bij een psycholoog nog nooit had gezien. Deze biechtmoeder zou mij van mijn kunstgebit-kokhals-syndroom  moeten afhelpen. Nu weet ik, en ik heb het nog even geverifieerd op de website van Nutricia, dat zwangere vrouwen aan stemmingswisselingen onderhevig kunnen zijn. Zomaar in tranen of in woede uitbarsten is mogelijk en met mij in de buurt zelfs waarschijnlijk. Nu gebeurt dat mij ook wel eens, zelfs als ik niet zwanger ben, maar toch. Ik twijfel op voorhand wel of tijdens ons gesprek de rollen niet omgedraaid zullen moeten worden. Ik stel me op voorhand een weinigje liefdevol op, maar zeker niet overdreven, zodat er geen verkeerde gevolgtrekkingen in mijn dossier terecht zullen komen.

Ons gesprek verloopt erg rustig. Alle trauma's blijken er niet te zijn. Alle angsten ook al niet, of het zou voor de rekening moeten zijn, of voor een stemmingswisseling aan de overzijde van de praattafel. Maar dat houd ik voor me, want zo eerlijk ben ik nou ook weer niet. Ik stel vast dat de psychologe haar aantekeningen met de pen op papier voor de eeuwigheid en in rap tempo vastlegt. Ik weet natuurlijk niet of deze notities in de overuren alsnog tot nullen en enen zullen worden gereduceerd. Misschien is er hier toch nog hoop op een kokhalsangstje. Ondanks alle negatieve uitkomsten van de testvragen, die voor mij juist positief uitpakken, wordt er van medisch-psychologische overzijde toch op een vervolgconsult aangestuurd. Wanneer dat is, vraag ik, gelet op haar hoogst gezegende staat. Het antwoord is praktisch: mocht het tevoren tot zwangerschapsverlof komen dan draagt zij het kind uit en mij over; en niet andersom.

 

 

Griep

Leed komt nooit alleen,

en nimmer nooit.

Zo is er dus geween

en wel immer ooit.