Jan
Hoevenaars
verhalen
Zeerover
Mijn
eerste beroepskeuze, ik was omtrent acht jaar, was om zeerover te
worden. Ik had nog nooit een groter water gezien dan een half
ondergelopen weiland bij ons achter en de zee zeker niet. Rovers
kende ik ook al niet, behalve een ambulante textielverkoper uit St.
Willebrord die bij ons dikke wollen dekens probeerde te slijten in
hartje zomer. De goede man had zijn naam ook maar doorgekregen van
zijn vader, naar men zei. Toch trok de kapervaart mij sterk aan en
wel bijzonder die in het Caraïbisch gebied. Daar was je geen gewone
zeerover en zelfs geen kaper, maar boekanier of nog liever buccaneer.
Omdat mijn brein, dat ik zelf ben volgens mijnheer Swaab, nog niet
volgroeid was en mijn empathische vermogens nog slechts een
sluimerend bestaan leidden, verheugde ik me er al bij voorbaat op om
in felle gevechten vele hoofden af te hakken, liefst van de matrozen
der schepen die veroverd werden, maar indien dat niet voldoende
mocht zijn, dan zou ik ook mijn medepiraten een kopje kleiner maken.
Want als je voor dit bestaan kiest moet je het wel met volle
overgave doen, of blijf anders thuis. Het daadwerkelijk oefenen
deed ik op mijn oudere broers met een houten zwaard, vanuit een
hinderlaag, dat dan weer wel. Omdat ook aan die zijde de empathie
nog niet tot volle wasdom gekomen was, werden al spoedig mijn zwaard
en mijn droom aan diggelen geslaan, beide door externe fysieke
prikkels om in Swaab te blijven.
Aan
dit alles moest ik terug denken toen ik grasduinde in de
geschiedenis van de Hanze. Dit handelsverbond van steden aan Oost-
en Noordzee en haar uitwaterende rivieren, beheerste het overzeese
goederenvervoer in deze streken tussen pakweg 1400 en 1600. Dit
verliep zo goed dat het verbond al snel te maken kreeg met ongezonde
jaloezie van hen die niet meedeelden in deze wel-vaart. De
Hollanders dus, de Zweden en de Denen, allen zo'n beetje zeerovers
van geboorte. Daarnaast was er ook particulier initiatief om aan
buitengaatse inkomensnivellering te doen. Klaas Stortebeker was er
een exponent van en misschien wel de belangrijkste. Men zegt dat hij
uit Friesland kwam en zijn naam dankte aan het feit dat hij in een
keer een kan bier (2 liter) zonder slikken achterover kon slaan.
Stortebeker opereerde voor eigen rekening vanaf Bornholm, maar soms
werd hij ingehuurd door de Zweden als die even iets tegen de Hanze
hadden. Deze bende van Stortebeker werden de Likedelers
genoemd: zij die gelijkelijk delen, met name de buit. Toen Stockholm
eens door de Denen werd omsingeld, om geopolitieke redenen, uit
verveling, of zomaar, kwamen de Likedelers met enkele schepen
voedsel om de Stockholmers te redden van de hongerdood. Sindsdien
werden zij de Victualiënbroeders
genoemd wat een prachtige naam is voor zo'n zootje zeetuig. Had ik
dit geweten op mijn achtste jaar dan was ik niet naar de Caraïben
gegaan, maar naar de Oostzee. 's Winters nog ijsvrij ook, de
broeders dan.
|