Jan
Hoevenaars
verhalen
Gambia
Mijn jeugd, die zich
intussen in een grijs verleden heeft afgespeeld, werd met enige
regelmaat opgefleurd door het bellenblazen. Ook de tegenwoordige
jeugd doet dat nog wel eens, maar nu is het zeepsop zo stabiel
geworden dat je de bellen, bubbels en blazen werkelijk met de voet
stuk moet trappen. Dat was in mijn tijd wel anders. Het begon al met
slechte zeep die vervolgens nog eens, uit zuinigheid, zo sterk werd
verdund, dat het gezegde: als een zeepbel uiteenspatten, nog
betekenis had. Evengoed knipten wij rietjes van het roggestro uit de
schuur en bliezen onszelf en het sop een breuk om maar een glimp op
te kunnen vangen van de wonderlijke kleuren die op een gelukte bel
achter en door elkaar begonnen te slierten, tot ze al snel door
zwarte spikkels werden opgevreten zodat ze barstten. Een kinderhand
was toen snel gevuld.
Deze beelden kwamen naar
boven toen ik laatst met Google over West Africa zweefde en in de
buurt van de Gambia rivier per ongeluk de grenzen aan zette. Die
lubberen daar als zeepsop om de rivier heen, aan weerszijde op zo'n
6 zeemijl afstand van de stroomdraad. De rivier kronkelt zich in
allerlei bochten, omdat ze zich slechts met tegenzin naar de oceaan
laat duwen en zo doen de grenzen. Het verhaal wil dat een koloniale
mogendheid met een oorlogsschip de rivier op voer en links en rechts
wat ijzeren kogels in het zand deed ploffen om zo te kunnen
vaststellen wat ze veroverd had. Bij wind mee haalden ze zeven
zeemijl, zat het even tegen met de wind of was het kruit wat nattig,
dan kwamen ze niet verder dan vijfeneenhalve zeemijl. Het moet dus
haast wel een Engels schip geweest zijn. Waar ze niet verder
stroomop konden werd het laatste schot die kant uit afgevuurd. Zo
komt Gambia dus aan zijn eind.
Eeuwen later is deze
staatsinrichting weliswaar nog steeds bijzonder, maar ook wel
handig. Gambia heeft slechts twee hoofdwegen nodig en die heeft het
dan ook, met dank aan de EU. Men koerst 's ochtends opgewekt langs
de zuidoever naar het oosten, arriveert tegen het middaguur bij het
pontje achterin, betaalt naast de officiële veerpenningen nog een
beduidend hoger bedrag om voor in de rij te mogen wachten, vóór alle
lokale autowrakken die zijn ingehuurd om een permanente file in
stand te houden, steekt met enig geluk over door zelf mee aan het
veertouw te sleuren en tuft, minder fris dan bij het vertrek langs
de noordoever terug naar Banjul alwaar men zich bij zonsondergang
verlustige aan een grote fles koud bier. Dit kan men de volgende dag
herhalen, of voor de afwisseling andersom rijden als men alles nog
eens van achteren wil zien, maar Gambia verandert er niet mee. Men
heeft het al helemaal gehad.
Rijmsel
Een streekdichter
maakt een streek wat
lichter.
Is hij echter opener
dan wordt de streek
bezopener.
|