> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄ Jan Hoevenaars

 

 

Jan Hoevenaars

verhalen


 

Ziekenhuis

 

Als ik in de wachtkamer van het ziekenhuis mijn tijd verbeid en mijn nagels ook, vind ik in de stapel lectuur naast mij tussen alle Weekenden, Privées en Grazias slechts één blad, of is dat nu een glossy, waarin ik wellicht wat van mijn gading kan vinden. Het is de 'Eigenhuis en Interieur', dingen die ik zelf ook heb, in tegenstelling tot privacy, gratie of een onbekommerd weekeinde. Mijn goede hoop wordt echter snel de grond ingeboord. De eerste 124 pagina's zijn geheel gevuld met aanprijzingen van nutteloze zaken, allemaal vergezeld van een of meer lange vrouwenbenen. Ik zie dat omdat ze over hun hele lengte ontbloot zijn. Omdat de bladzijden erg glad zijn, haast zoals vrouwenbenen in glossy magazines, moet ik steeds een beetje mondvocht op de wijsvinger nemen om ze om te kunnen slaan. Dat hebben alle lezers voor mij ook al gedaan, dus ik moet nog zien of ik hier gezond vandaan kom. Op pagina 125 aangekomen heb ik intussen een droge mond, maar ook het eerste artikel. Jammer genoeg gaat het over een kasteel, in Frankrijk nog wel, zodat ook deze informatie niet aan mij besteed is, want ik heb geen kasteel. Verderop in het blad worden alleen nog buitensporig grote villa's en exorbitant dure bed-and-breakfast adressen te de grachtengordel behandeld terwijl de lange benen ook hier nergens ver uit de buurt zijn. Het oudste menselijke hoofd dat in dit blad staat afgedrukt is hooguit 30 jaar. Het kijkt dan ook enigzins schuldbewust van de lezer weg, naar een onbestemde verte. Pardon, ik vergeet de frommelkop van de Bouvrie, maar die is in elk van de bladen op elke bladzij als watermerk weergegeven zodat je er gemakkelijk overheen kijkt. Het voordeel van dat hoofd is dat het niet veranderd als je het blad verkreukeld weggooit.

Kortom, ook dit leesvoer vind ik niet erg smakelijk en ik vraag me af waarom ziekenhuizen dit doen. Wil men de patient al half verdoofd hebben voor hij een spreekkamer binnen stapt? Wil men bevorderen dat bezoekers, vóór dat ze ook nog patient worden, het pand zo spoedig mogelijk kokhalzend verlaten en zo de wachtlijsten wegwerken? Of wil men juist de bezoeker wat extra ziek maken zodat hij of zij meteen voor langere tijd opgenomen kan worden. "Cherchez l'argent" zeggen de Fransen en ik ben geneigd hen te volgen.

Juist als ik in dit soort bespiegelingen dreig weg te zinken wordt mijn naam vrij dwingend afgeroepen door een hoofd van nog geen dertig op een stel hele lange benen. "Komt u maar mee" zegt het hoofd maar spreken de benen. Ik spreek ze niet tegen en volg. Ik begin de marktwerking in hospitalen te doorgronden.

 

 

Wijsjesheid

Een merelman fluit, zeer zoet gevooisd,

als ik 't lijdersgasthuis binnen ga;

maar als ik uren later buiten sta,

zingt hij toch wel het allermooist.