INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

John van Erve

Dodelijk ongeval bij het gansrijden

 


Rijkhalzend keken de inwoners van de herdgang Heikant in Tilburg uit naar het traditionele gans-rijden op maandag 13 februari 1726. Dit jaarlijks terugkerend volksvermaak kon ook dit jaar weer rekenen op veel toeschouwers.

 

Ook de 12-jarige Hendrik Frissaerts [1] had er helemaal zin in. Hij was de zoon van Joannes Frissaerts en Maria van Loon [2]. Die ochtend was hij al bijtijds naar de herberg van De Cort vertrokken. Onder de deelnemers waren Michiel Pieren, Adriaen Jan de Cort, Francis Daniel Janssen, Jan Denis van Beurden en Piter van Labeeck.

 

Vlakbij de herberg van Adriaen de Cort werden aan weerszijden van de weg houten palen geplaatst. Tussen die palen werd een touw gespannen, waaraan een levende gans, met de kop naar beneden, aan zijn poten werd opgehangen. De kop van het dier werd ingesmeerd met zeep, olie of vet.

 

 

 

Om beurten moest één van de deelnemers in galop of draf aan komen rijden. Zonder stil te staan moest deze met één hand proberen de kop van de gans te pakken te krijgen. Lukt hem dat dan moest deze ruiter hard aan de kop van het dier trekken. Degene die het uiteindelijk lukte de kop van de romp van de gans te scheiden was de winnaar. De gans was daarmee zijn prijs.

 

De wedstrijd was inmiddels in volle gang en de toeschouwers vermaakten zich opperbest. Maar toen Pieter van Labeeck voor zijn poging aan de beurt was ging het helemaal mis. Voor de gelegenheid reed Labeeck op het paard van Jan Peijnenborg.

 

Met een aardig gangetje kwam hij op de gans afgereden en probeerde zijn kop te pakken. Maar op dat moment had hij het paard niet meer in bedwang en belandde hij met paard en al tussen de toeschouwers. Daardoor kwamen er verschillende mensen en kinderen ten val. Ook Labeeck en het paard kwamen tussen het publiek op de grond te liggen.

 

Onder de gewonden was ook Hendrick Frissaerts. De verwondingen van de jongen waren zo ernstig dat hij voor dood op de grond bleef liggen. Er liep zelfs bloed uit een oor van het kereltje. Door omstanders werd hij opgetild en naar het huis van Jan Jochems gebracht. Toen zijn vader korte tijd later ter plaatse kwam en zijn zoon daar zo zag liggen heeft hij meteen al geen verstant daer meer in gesien off bespeurt.

 

Kort daarop is Hendrikus Frissaerts ondanks zijn ernstige verwondingen naar het huis van Sander Frissaerts aan de Leege Swalue te Tilburg gebracht. Maar uiteindelijk heeft Hendrikus het niet meer kunnen redden. Hij overleed op vrijdag 17 februari 1736 aan zijn verwondingen.

 

Zoals dat te doen gebruikelijk was, moest een niet natuurlijke dood aan de drossaert worden gemeld. Op zijn verzoek zijn de schepenen Pieter Gallé en Arnoldus van Asten naar het huis van Sander Frissaerts gegaan om het dode lichaam van de jongen te visiteren. Ook de geswooren clercq Govert Bles ging mee om de bevindingen van de schepenen aan het papier toe te vertrouwen. Voor het medisch onderzoek kwamen medicine doctor Nicolaes Eijmbers en de chirurgijnen Colen en La Costa naar dat huis.

 

Zij onderzochten het dode lichaam van Hendrik Frissaerts ter plaatse en zagen de volgende kwetsuren:

- het rechter been was in het midden, tussen de knie en de enkel, verbrijzeld;

- een contusie [3] aan het linkerbeen;

- van achteren waren de lendenen ingetrapt.

Met name deze laatste kwetsure zou volgens de doctor en chirurgijnen de doodsoorzaak van de jongen zijn geweest.

 

Nadat de bevindingen van deze visitatie aan de drossaert waren overgegeven, vond deze het toch nog nodig enkele getuigen over dit voorval te horen. Daartoe had hij herbergier Adriaen de Cort, Jan Laureijs Donders en Piter van Dijck opgeroepen.

 

De drossaert wilde met name van deze getuigen weten of Pieter van Labeeck mogelijk onder invloed is geweest van alcoholhoudende drank. Volgens de getuigen was daar echter geen sprake van. Labeeck had die ochtend in de herberg van De Cort helemaal niets gedronken, maar daar alleen wat gegeten. Ook de andere getuigen sloten alcoholgebruik uit. Zij hebben daarvan geen uiterlijke kenmerken waargenomen.

 

Ten slotte wilde de drossaert nog weten of Labeeck misschien moedwillig met het paard het publiek was ingereden. Maar ook dat werd door de getuigen tegengesproken. Labeek was volgens hen niet de meester over het paard, maar het paard was meester over Labeeck geworden. Voor de drossaert was daarmee de kous af en konden de ouders hun kind begraven en ging Labeeck verder vrij uit.

 

Nieuwegein, maart 2016

John van Erve

 

[1] ook geschreven als Frissaers

[2] gedoopt te Tilburg op 16-1-1724

[3] beschadigd onderhuids weefsel door bijvoorbeeld vallen of stoten

Bronnen: (RAT) Tilburg en Goirle R629, ongef. (17-2-1636 en 20-2-1736)