INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

John van Erve

Van vel, vleesch en andere bekleedselen ontbloot


Op verzoek en in aanwezigheid van drossaard Hendrik Maes gingen de schepenen Nicolaas Verhaar en Michiel Luijten op 11 mei 1768 naar de omgeving van de Bakertand in Goirle. Secretaris Pieter Coster ging mee om de inspectie oculair te notuleren.

 

 

 

In een weiland troffen zij een van de romp gescheiden menselijk hoofd aan. Op enkele passen afstand werd een onderkaak, met de tanden er nog in, gevonden. En een klein eindje verderop lag nog een elle- of armbeen.

 

In aanwezigheid van de drossaard en schepenen werden het hoofd en de beenderen door de dorps meedecine doctor Johannes Heshusius en de chirurgijn Jacobus Rijcken onderzocht. Zowel het hoofd als de beenderen waren van vel, vleesch en andere bekleedselen ontbloot. Er was ogenschijnlijk aan te zien dat het door een of ander wilt gedierte daarvan afgeknaagt en opgegeten was. In het kranium waren de knarssen en de beet der tanden duidelijk te zien. Van het armbeen was de knok helemaal afgeknaagt en afgebeten.

 

Later werd er nog in één van de kwebben of putten van het Leege Goirle een schouderblad, een scheenbeen en enkele korte ribben gevonden. Ook deze lichaamsdelen waren niet meer van vel, vleesch of andere bekleedselen voorzien. Op die plaats werden verder nog enkele kledingstukken gevonden, die aan stucken gescheurt, geruckt en gepluckt waren. Het waren een stuk van een rode en een groene gestreepte baaien rok, een neusdoek, een muts en enkele linnen lappen.

 

Allegonda Govert Jaspers [1] was door iemand op de hoogte gesteld van de gevonden lichaamsresten en zij was zo snel mogelijk naar de vindplaats gekomen. Het bleek dat haar moeder op 21 januari 1768 tussen acht en negen uur haar woning aan het Haringseind in Tilburg stiekem had verlaten. Enkele maanden daarvoor was haar moeder ziek en krankzinnig geworden. Ondanks dat Allegonda vaak naar haar weggelopen moeder had gezocht heeft zij haar nooit kunnen vinden.

 

Allegonda Jaspers verklaarde dat de gevonden kledingstukken waren van de in Riethoven geboren Maria Plasmans, de weduwe van Govert Coenraat Jaspers. [2] Zij verzocht drossaard en schepenen of zij de beenderen en de kledingstukken mocht hebben om de overblijfselen van haar moeder ter aarde te kunnen bestellen. Drossaard en schepenen gingen hiermee akkoord.

 

Francis Snellen woonde niet ver van de vindplaats van de botten en de kleding. Hij herkende de kledingstukken van een voor hem onbekende vrouw die op de avond 21 januari 1768 tussen zes en zeven uur  bij hem aan de deur was geweest. De vrouw vroeg of zij zich mocht opwarmen omdat het koud was. Ook vroeg zij Snellen om iets te eten en te drinken. De vrouw voerde een verward gesprek met hem. Nadat zij het weer wat warmer had gekregen is zij met onbekende bestemming weggegaan. Hij had de vrouw daarna nooit meer gezien.

 

In het Register van Begraven van de koster te Goirle werd het begraven van Maria Plasmans geregistreerd. Hoewel zij in Tilburg woonde, werd zij op verzoek van haar dochter Allegonda Jaspers eervol en in stilte op 11 mei 1768 in Goirle begraven.

 

 Bron: (RAT) Goirle Register van Begraven 1730-1810 (koster), f.64

Onderschrift: Dit zijn de kerke geregte vermids die vrouw op den Bakertant, onder Goirle was dood gevonden en was woonagtig in Tilburg en om aen bede dus alhier begraave in stilte dog egter zijn volle geregtigheit ğeve.

 

[1] Aldegundis Emerentiana Conradius Jaspers werd op 23 januari 1738 te Duizel gedoopt. Zij was de dochter van Conradius Adriaen Jaspers en Maria Plasmans. Zij trouwde op 4 juli 1768 in Tilburg met Jan Lambert Heerkens.

[2] Maria Plasmans werd op 10 augustus 1704 te Riethoven gedoopt. Zij was de dochter van Antonius Plasmans en Maria Plasmans. Op 26 april 1732 trouwde zij te Riethoven met Conradius Adriaen Jaspers.

 

©John  van Erve (2019)

 

Bron: (RAT) Tilburg en Goirle ORA 9850, ongef. (11-5-1768)

 

Met dank aan dhr.Leo Spanjers van de Heemkundige Studiekring De Acht Zaligheden.