INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

John van Erve

De (on)rechtmatigheid van de nieuwe galg

 


 

Sinds jaar en dag stond er op Conincxsvoirt te Tilburg een galg, waaraan veroordeelde misdadigers werden opgehangen. Deze galg is daar ooit met instemming van de heer van Tilburg en Goirle geplaatst.

 

Op 21 oktober 1683 hoorde de gedetineerde Joost Joost Daniels de schepenbank van Tilburg en Goirle uitspraak doen over de door hem gepleegde straatschenderijen en bedreigingen. Daarnaast had hij zich niet gehouden aan een twaalfjarige verbanning, die hem in de maand juni 1683 was opgelegd wegens soortgelijke feiten.  De schepenen veroordeelden hem nu tot de doodstraf, waartoe hij zou worden opgehangen. Tot zo ver niets aan de hand zou je zeggen. Dit soort straffen werden in die tijd wel meer uitgesproken.

 

Het feit echter, dat drossaard Adriaen Bernagie en de schepenen van plan waren de veroordeelde op te hangen aan een nieuwe galg, zorgde voor de nodige onrust. En dát terwijl de oude galg op Conincxsvoirt nog goed en sterk genoeg was. Kort daarvoor waren er immers nog herstel-werkzaamheden aan verricht.

 

Het maken en opzetten van een nieuwe galg en het tenuitvoerleggen van straffen daaraan was volkomen nieuw voor de heer van Tilburg en Goirle. Deze actie vond zonder zijn medeweten plaats en voelde aan als een inbreuk op zijn gezag. Ingevolge de hoge- en lage jurisdictie kwam uitsluitend hem de galg en de tenuitvoerlegging van de “halsjustitie” toe.

 

Jan Moonen was op 17 oktober 1680 tot vertegenwoordiger van de heer van Tilburg en Goirle aangesteld. Hij droeg notaris Cornelis Cloostermans op zich op zijn verzoek te vervoegen bij de drossaard, de president-schepen en de andere schepenen om hen om opheldering te vragen. Hij moest aan ieder van hen vragen of zij tot het laten maken en opstellen van de nieuwe galg door de heer van Tilburg en Goirle waren aangeschreven of geauthoriseerd.

 

Mocht dat niet het geval zijn, dan moest de notaris hen aanzeggen, dat de tenuitvoerlegging van de straf van Joost Joost Daniels gewoon aan de oude galg op Conincxsvoirt, moest plaatsvinden.

 

Diezelfde dag nog ging notaris Cloostermans, vergezeld door Antonij Stakenborgh en Jacobus Coupe, op pad. Als eerste bezocht hij president-schepen Willem van Ophuijsen in Goirle en overhandigde hem het verzoek van Jan Moonen. Van Ophuijsen reageerde verbaasd. Hij heeft totaal niets geweten van het laten maken van een nieuwe galg.

 

Later in de schepenkamer was hij er achter gekomen dat er een nieuwe galg was gemaakt en ook waar men die wilde neerzetten. Het document vermeldt die plaats helaas niet. [1] Van Ophuijsen was het met de gang van zaken niet eens, omdat het laten maken en opzetten van een nieuwe galg de bevoegdheid van de heer van Tilburg en Goirle was. Van Ophuijsen vroeg aan de drossaard of de heer hiervan op de hoogte was. De drossaard moest daar ontkennend op antwoorden. Van Ophuijsen was het met de gang van zaken niet eens en verliet de schepenkamer. 

 

Daarnaar gevraagd verklaarde schepen Willem van Voorst nooit van de drossaard of de schepenen te hebben gehoord, dat er een nieuwe galg zou worden gemaakt.

 

En ook schepen Jacobus van Esch heeft daarvan nooit kennis gedragen, laat staan dat hij daarvoor toestemming heeft gegeven. Hij volhardde bij de gewoonte, dat het aan de heer is waar en op welke wijze de doodstraf of andere straffen ten uitvoer zouden worden gelegd.

 

Vervolgens gingen de notaris en zijn metgezellen naar de schepenen Paulus Scholt en Dirck Otteringh. Met name de eerste antwoordde op de vragen van de notaris dat hij eerst een kopie van de acte van Jan Moonen wilde hebben.

 

Jacobus van der Burght was de volgende schepen die door het gezelschap werd bezocht. Na lezing van de acte zei hij, dat “hij souw doen als de raede”.

 

Vervolgens stond een bezoek van de notaris en zijn getuigen aan de drossaard op het programma. Zowel hij als zijn vrouw waren niet aanwezig. Alleen de dienstmeid was thuis. De notaris heeft daarom vorster Anthonij van Opstal een kopie van de acte van Jan Moonen bij de drossaard laten bezorgen. De drossaard heeft de betreffende acte aangenomen.

 

Het laatste bezoek die dag bracht de notaris aan schepen Hendrick Brouwers. Dit keer was hij in gezelschap van Mathijs Molenberghs en Cornelis de Bont. Nadat hij de acte had ingezien verklaarde deze, dat hij herbergier Herrie de Roij had horen zeggen, dat de drossaard een timmerman bij zich had ontboden. De drossaard had aan de timmerman gevraagd of er enkele geschikte bomen waren waarvan hij een nieuwe galg zou kunnen maken. Meer kon Brouwers hierover niet verklaren.

 

De volgende dag, het was toen 22 oktober 1683, ging de notaris tussen acht en negen uur in de ochtend weer naar het huis van de drossaard. Stakenborgh en Coupe vergezelden hem weer als getuigen. Helaas was ook toen de drossaard niet thuis. Maar zijn vrouw, die wel thuis was, zei tegen de notaris dat zij hem niet wilde aanhoren en nergens iets mee te maken wilde hebben. Na het uiten van wat dreigementen zei ze nog tegen de notaris: “Bruijt maer selven”, dat zoveel betekent als “je zoekt het maar uit”. [2]

 

Diezelfde dag nog legden de schepenen Willem van Ophuijsen, Jacobus van Esch, Hendrick Brouwers en Willem van Voorst een verklaring af, welke zij bij notaris Cloostermans lieten vastleggen.

 

Zij gaven uiting van hun onvrede over het feit dat drossaard Bernagie en de schepenen Paulus Scholt, Jacobus van der Burght en Dirck Otteringh de gevangene Joost Joost Daniels aan een nieuwe galg wilden ophangen.

 

Zij wilden duidelijk maken dat de tenuitvoerlegging van straffen uitsluitend mocht plaatsvinden op de plaats welke daartoe door de heer van Tilburg en Goirle was aangewezen.

 

Notaris Cloostermans spoedde zich vervolgens naar de plaats waar de nieuwe galg was geplaatst. Daar trof hij drossaard Bernagie aan. Cloostermans zei tegen de drossaard dat hij hem een acte wilde tonen, welke uit naam van vier schepenen was opgemaakt.

 

De drossaard schoot meteen in de verdediging en zei tegen de notaris: “Cloostermans ick waarschouw u. Soo gij dese justitie violeert of belet, soo sal ick u datelijck doen vangen ende aen handen ende voeten met de boijen doen vast sluijten”. Om zijn woorden kracht bij te zetten dreigde hij Cloostermans met een omhoog gestoken stok.

 

Cloostermans zei daarop tegen Bernagie: “Neen mijnheer ick en com gansch niet om t’recht te beletten, maer alleen om aen u die acte te insinueren als notaris. Laet ons daerom ter sijden af alleen gaen, ende gij condt doen dat u belieft”.

 

De ophanden zijnde tenuitvoerlegging van de straf trok veel belangstelling. De drossaard had een aantal inwoners opgeroepen, die met een geweer waren uitgerust en de orde bij de executie moesten handhaven. Hij liet deze bewapende personen onmiddellijk een kring rondom de galg formeren. Hierna werd het vonnis over Joost Joost Daniels voltrokken en werd hij aan de nieuwe galg opgehangen. [3]

 

Adriaen Bernagie was een eigenzinnig man. Of het laten maken van een nieuwe galg en het plaatsen ervan op een door hem uitgekozen plaats nou rechtmatig was of niet, het maakte hem niets uit. Het feit dat niet hij maar Jan Moonen belangrijke beslissingen namens de heer van Tilburg en Goirle mocht nemen zat hem waarschijnlijk behoorlijk dwars. Was hij aanvankelijk de vertegenwoordiger van de heer, nu was hij gedegradeerd tot een uitvoerder van hetgeen Moonen namens diezelfde heer bepaalde.

 

Nieuwegein, april 2015

John van Erve

 

 

[1] die plaats was hoogstwaarschijnlijk op de Heuvel te Tilburg

[2] (RAT) Tilburg N60-179 e.v. (21-10-1683)

[3] (RAT) Tilburg N60-185 e.v. (22-10-1683)