INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME
 

John van Erve

Noodlottig ongeval door

een

losgeschoten snaphaan

 

 

Inleiding

 

De verschillende protocollen van de schepenbank van Tilburg en Goirle vormen een belangrijke bron voor genealogen. Tot de inventaris van deze schepenbank behoort ook de zogenaamde “varia-serie”. Deze serie bestaat uit een kleine vijftig dozen met allerlei losse documenten en dossiers. Aan het beschrijven van de inhoud van deze dozen wordt momenteel gewerkt.

 

In één van deze dozen trof ik het crimineel procesdossier aan dat gevoerd werd tegen een jonge man die lid was van de schutterij. Zijn snaphaan was per ongeluk afgegaan, waardoor een dode was gevallen. De omstandigheden waaronder het noodlottig ongeval plaatsvond worden hieronder beschreven. [1]

 

De snaphaan was een vuurwapen dat vooral in de 18e eeuw werd gebruikt voor allerlei doeleinden. Boeren en jagers gebruikten het voor de jacht. De mannen van de gewapende burgerwacht (schutterij) gebruikten het bij de uitoefening van hun dienst.

 

Eenvoudig gezegd komt de werking van het vuurwapen op het volgende neer: de schutter brengt aan de voorkant een loden kogel of wat hagel in de loop. In een opening aan de bovenkant van het geweer wordt een hoeveelheid buskruit gedaan. Deze opening wordt het “zundgat” genoemd. Naast deze opening is een stukje vuursteen geklemd. Door de trekker over te halen schiet de haan met grote snelheid naar voren en schampt het stukje vuursteen. De vonk die daardoor ontstaat zorgt ervoor dat het kruit tot ontbranding komt en de kogel uit de loop van het geweer drijft.

 

Het vuurwapen dankt zijn naam aan de vorm van het ontstekingsmechanisme. Op het moment dat het mechanisme in werking wordt gesteld doet het denken aan een haan die zaadjes van de grond oppikt.

 

 

Nieuwegein, oktober 2014.

John van Erve

 

 

Losgeschoten snaphaan.

 

Eén van de inwoners van de herdgang Oost-Heikant te Tilburg was Jan Deckers [Dekkers]. Hij was “omtrent” 22 jaar oud. [2] Zijn vader was reeds overleden en daarom moest hij voor zijn moeder en zijn broers de kost als lakenwever verdienen.

 

 

Hij stond bekend als een “arm en braaf jongman” en er was niemand te vinden die ook maar iets vervelends over hem kon vertellen.

 

Ook was Deckers bij de gewapende burgerwacht. Uiter-aard werd hij daarvoor geregeld opgeroepen om wachtdienst te verrichten. Hij was niet te lui om soms wachtdiensten van anderen over te nemen. Daarmee verdiende hij een extra centje bij en dat was dus weer een mooie aanvulling op het krappe lakenweversloon. 

 

Jan van Beurden was één van de buren van Jan Deckers. Deze Van Beurden was op 21 januari 1793 door rotmeester Bart Mutsaers namens de drossaard, de schepenen en de burger-kapitein van de Oost-Heikant Gerardus Witlox opgeroepen om de volgende dag een nachtwacht onder het raadhuis te verrichten. Hem was bevolen met een geladen geweer op de wacht te verschijnen.

 

Van Beurden vroeg aan Jan Deckers of hij die wacht tegen betaling van hem wilde overnemen. Deze stemde ermee in.

 

Van Beurden is vervolgens naar Nicolaas Denijs Schapendoncq gegaan en hem een snaphaan te leen gevraagd. Schapendoncq woonde ook op de Ooost-Heikant. Schapendoncq had het geweer alvast met hagel geladen.

 

Toen Deckers het geweer bij Van Beurden ging ophalen, zei deze niet met het geweer te “vickvacken” omdat het, zoals was voorgeschreven, al geladen was.

 

Dinsdag 22 januari 1793 rond vijf uur in de middag verliet Jan Deckers zijn huis en ging op weg naar het raadhuis. Maar eenmaal op weg ging hij eerst nog bij het huis van Johannes de Rooij langs om hem op te halen. De Rooij was ook voor de wacht opgeroepen. De Rooij zei toen dat hij en Peter van Gils ook naar de wacht onder het raadhuis moest. Zij besloten Peter van Gils thuis op te halen en gezamenlijk naar de wacht te gaan.

 

Peter van Gils was één van de zonen van Hendrikus van Gils en Norberta Mallens. Dit gezin woonde net als de anderen ook op de Oost-Heikant. Waarschijnlijk bewoonden zij een stenen huis, want in de geraadpleegde documenten wordt gesproken over een kamer, een opkamer en een keuken in dit huis.

 

Bij het huis aangekomen gingen beide mannen naar binnen. Peter van Gils bleek nog niet helemaal klaar te zijn. Hij zei nog wat geld te moeten halen en ging daarvoor naar de opkamer.

 

Omdat zij nog even op hun kameraad moesten wachten gingen zij in de keuken rond het vuur staan. De snaphaan die Jan Deckers bij zich had, zette hij in het huis tegen enkele volle zakken graan.

 

Rond het vuur zaten Franscis van Gils van 22 jaar, Cornelis van Gils van 13 jaar en Johannes Baptist de Kok. Dochter Maria Cornelia van Gils van 19 jaar was eveneens in de keuken. Vader Hendrikus van Gils was in de schuur en de moeder des huizes zat in de kamer.

 

Korte tijd later liep Deckers bij het vuur weg en pakte al vast zijn snaphaan. Hij wilde klaar staan als Peter van Gils zover was om te vertrekken. De Rooij was naast hem komen staan en Maria Cornelia stond naast de stoel waarop haar broer zat.

 

Toen Jan Deckers het geweer nog maar in één hand had schoot plotseling de snaphaan los. Deckers had de trekker van zijn geweer beslist níet overgehaald. Na een flinke steekvlam klonk er  een harde knal uit het geweer dat Jan Deckers vast had.

 

Meteen daarna klonk het “vader, vader !” in de keuken, gevolgd door een hard gekerm. Francis van Gils schreeuwde het uit van de pijn en riep dat hij dood zou gaan. Hij lag op de keukenvloer met de stoel waarop hij zat naast zich. Kennelijk was hij door de kracht van het schot achterover gevallen. Francis was in de onderrug getroffen door het schot hagel uit de snaphaan die Deckers onder de arm droeg.

 

Jan Deckers was zo geschrokken van het voorval, dat hij in paniek het huis van de familie Van Gils ontvluchtte.

 

De Rooij schoot Francis meteen te hulp en hielp hem enigszins overeind. Daarna is hij direct naar de pastorie gerend om de pastoor te halen. Maria Cornelia was van schrik het huis uitgerend. Zij keerde pas weer terug toen haar broer op het bed in de kamer was gelegd. De moeder van Francis kwam na het schot direct naar de keuken toegesneld. Hendrikus van Gils werd door één van de aanwezigen uit de schuur gehaald en van het voorval op de hoogte gesteld.

 

Ondertussen was iemand naar het huis van dokter Beels gerend en hem gevraagd mee te komen. Zo snel hij kon kwam Beels in de woning van Van Gils aan en begon meteen met medische hulp. Onder luid gekerm van Francis van Gils diende de arts hem een aderlating toe. Het gekerm van Francis hield de hele nacht aan. Hij overleed op 23 januari 1793 omstreeks vijf uur aan zijn verwondingen.

 

Eveneens op de 23e januari 1793, kwam het voorval pas ter kennis van drossaard ad interim Walkart. Op zijn verzoek zijn de schepenen Martinus Johannes Verhaar en Cornelis den Tex naar het huis van Hendrikus van Gils aan de “Oostenheijkant” gegaan. Zij werden vergezeld door Walkart, secretaris Izaac Bles en vorster Johannes Weltie.

 

In de kamer van het huis troffen zij op het bed het dode lichaam van Francis van Gils aan. Hendrikus van Gils werd door schepenen over het voorval gehoord. Walkart vroeg aan Hendrikus en zijn vrouw of zij wisten waar Deckers zich bevond. Volgens hen was Deckers naar zijn huis gegaan. Zo boden aan Deckers daar te gaan roepen om naar de woning van Van Gils te komen.

 

Op verzoek van Walkart is de oom van Francis van Gils, Francis van Beurden naar het huis van Deckers gegaan om hem te vertellen dat Francis was overleden. Hij vroeg hem met hem mee te gaan naar het huis van Van Gils. Hierop is Deckers samen met zijn broer Joseph en Van Beurden naar het sterfhuis gegaan. Deckers was erg ontdaan en klaagde constant over hetgeen gebeurd was.

 

Toen Deckers het huis binnenkwam vroeg Walkart hem onmiddellijk of hij degene was die de avond ervoor per ongeluk een schot uit zijn snaphaan had gelost, waardoor Francis was overleden. Deckers bevestigde dit. Walkart heeft hierop meteen Deckers “civiliter” gearresteerd en hem naar de gijzelkamer laten overbrengen.

 

Walkart gaf vervolgens opdracht op he dode lichaam van Francis van Gils te laten overbrengen naar de zaal voor de raadkamer te Tilburg.

 

Deckers werd op 23 januari 1793 door Walkart voor schepenen Tex en De Kuijper geleid, die hem preparatoir hebben gehoord. Hij werkte volledig mee aan het verhoor en legde een volledige en juiste verklaring af.

 

Walkart verzocht schepenen een decreet van apprehensie. Hij onderbouwde zijn verzoek met een verslag van zijn onderzoek, het preparatoir verhoor van Deckers en getuigenverklaringen.

 

Walkart beschouwde het gebeuren als een puur ongeluk zonder dat er sprake was van voorbedachte rade. Hij moest het voorval echter ter kennis brengen van schepenen en verzocht hen om die reden het decreet van apprehensie af te geven ten laste van Deckers.

 

Op die manier kon Walkart de schuld of onschuld van Deckers onderzoeken.

 

Balthazar de Laure was de “dorps-doctor” en Francis Immens was de “dorps-chirurgijn” van Tilburg en Goirle. Op verzoek van de drossaard ad-interim Aswerus Adrianus Walkart hebben zij het stoffelijk overschot van Francis van Gils onderzocht.

 

Het onderzoek werd op 23 januari 1793 in de zaal voor de raadkamer verricht. Daarbij waren tevens de schepenen Cornelis den Tex en Alexander de Kuijper aanwezig. Om de nodige notities betreffende het onderzoek te maken was ook secretaris Izaac Bles aanwezig, die geassisteerd werd door vorster Johannes Weltie.

 

Op het dode lichaam werd in het midden van de rug, recht op de graad en ter hoogte van het negende ruggewervelbeen een verwonding aangetroffen. Het was een grote, diepe en ronde opening of gat met een middenlijn van meer dan een duim lang. De omtrek of randen van de wond waren ongelijk en getand. De wond was vermoedelijk ontstaan door een schot van dichtbij met grote hagel of schroot. Verder was de ruggegraat nog op drie andere plaatsen gekwetst. Het doorschoten ruggenwervelbeen was de doodsoorzaak.

 

 Fragment uit het verslag van de lijkschouwing.

 

Dekker en Francis hadden geen ruzie met elkaar gemaakt en er was ook geen enkele vete tussen de twee. Dekker stond bekend als een arm en keurig jongman, op wiens gedrag niets viel aan te merken. De ouders van Francis van Gils kende Deckers niet en volgens hen gingen hun zoon en hij ook niet met elkaar om.

 

Francis van Gils werd op 25 januari 1793 te Tilburg begraven.

 

Bron: (RAT) Register van begravenen 1783-1803 (Nederduits-Gereformeerd), f.132

 

Op 11 maart 1793 schreef Jan Deckers aan schepenen een verzoek om vrijlating. Hij zat inmiddels als gedetineerde in provisionele gijzeling. In zijn verzoekschrift benadrukt hij nog eens dat er op de avond van de 22e januari 1793 geen enkele opzet in het spel is geweest. Het voorval was niet anders dan een noodlottig ongeval. Hij betuigde spijt en medeleven. Verder beschreef hij omstandig dat hij van onbesproken gedrag was en door zijn detentie niet voor inkomsten van zijn moeder en broers en zusters kon zorgen. Hij beloofde schepenen voor hen op elk gewenst moment beschikbaar te zijn.

 

De schepenen wilden in eerste instantie niet zelf een beslissing nemen. Zij wilden eerst een oordeel hebben van twee onpartijdige rechtsgeleerden uit ’s-Hertogenbosch. Het gehele dossier werd onmiddellijk naar deze geleerden gebracht, met het verzoek schepenen van advies te dienen.

 

Per brief gaven de rechtsgeleerden  op 13 maart 1793 al bericht aan schepenen terug. Zij advi-seerden het verzoekschrift eerst aan de drossaard te geven en hem te verzoeken ten spoedigste zijn oordeel te geven. Verder adviseerden zij het verzoek van Jan Deckers in te willigen onder de voorwaarde dat hij op afroep voor schepenen beschikbaar moest zijn.

 

Conform het advies werd het verzoekschrift in handen gesteld van de drossaard, met het verzoek ten spoedigste zijn oordeel. Walkart gaf onmiddellijk te kennen zich te schikken in het oordeel van de schepenen.

 

De behandeling van het verzoek werd op de agenda geplaatst van een op 4 april 1793 te houden buitengewone vergadering van schepenen. In het rolboek van criminele zaken stond niets over deze zaak vermeld. Bovendien ontbraken de notulen van deze vergadering in de resolutieboeken van schepenen, waardoor we over het lot van Jan Deckers voor altijd in het ongewisse zullen blijven.

 

[1] (RAT) Tilburg en Goirle Schepenbank 1492-1810, varia 26C

[2] Joannes Baptista Deckers werd op 4-8-1771 te Tilburg gedoopt. Hij was de zoon van Joannes Baptista Deckers en Anna Maria Verstijnen (RAT RK doopboek 1757-1775, f.157r)

 

 

Het gezin van Hendrik van Gils.

 

Hendrikus Jan van Gils werd gedoopt op 28 februari 1734 te Tilburg en overleed aldaar op 2 maart 1816. Hij was de zoon van Jan van Gils en Johanna Maria van den Brul. Hij ging op 13 april 1765 te Tilburg in ondertrouw met Norberta Cornelis Mallens en trouwde met haar te Tilburg op 28 april 1765. Norberta Mallens werd op 29 februari 1740 te Tilburg gedoopt en overleed aldaar op 13 juni 1817. Zij was de dochter van Cornelis Mallens en Petronella van Vlijmen.

 

Kinderen uit dit huwelijk:

 

1.  Joannes van Gils werd gedoopt te Tilburg op 2 juni 1766 en overleed aldaar op 2 november 1820. Hij ging op 28 april 1804 te Tilburg in ondertrouw met Johanna Norberta Lenaers. Zij werd te Tilburg gedoopt op 22 december 1773 en overleed aldaar op 29 februari 1856. Zij was de dochter van Johannes Lenaers en Antonia Herders.

 

2.  Petrus van Gils werd gedoopt te Tilburg op 13 oktober 1767 en overleed aldaar op 5 januari 1813. Hij ging op 18 juli 1794 te Tilburg in ondertrouw met Cornelia Swaans, met wie hij op 1 augustus te Tilburg trouwde. Zij werd op 25 oktober 1765 te Tilburg gedoopt en aldaar op 8 augustus 1805 begraven. Zij was de dochter van Adrianus Swaans en Maria Vouthengels.

 

3.  Franciscus van Gils werd gedoopt te Tilburg op 7 maart 1770 en overleed aldaar op 23 januari 1793. Hij werd op 25 januari 1793 te Tilburg begraven.

 

4.  Joanna van Gils werd op 29 oktober 1772 te Tilburg gedoopt en overleed te ’s-Hertogenbosch op 10 september 1848. Zij ging op 22 april 1797 te Tilburg in ondertrouw met Leonardus Eras, met wie zij op 8 mei 1797 te Tilburg trouwde. Hij werd gedoopt te ’s-Hertogenbosch op 16 januari 1774 en overleed aldaar op 6 mei 1864. Hij was de zoon van Jacobus Eras en Catharina van der Sanden.

 

5.  Maria Cornelia van Gils werd op 24 september 1774 te Tilburg gedoopt en overleed aldaar ongehuwd op 15 maart 1847.

 

6.  Petronilla van Giels [van Gils] werd op 31 oktober 1776 te Tilburg gedoopt en overleed aldaar op 3 september 1864. Zij was getrouwd met Johannes Mutsaers. Zij ging op 26 oktober 1799 te Tilburg in ondertrouw met Johannes Norbart Mutsaers, met wie zij op 11 november 1799 te Tilburg trouwde. Hij werd gedoopt te Tilburg op 13 maart 1778 en overleed aldaar op 28 november 1831. Hij was de zoon van Norbertus Mutsaers en Petronella van Berkel.

 

7.  Cornelius van Gils werd op 16 maart 1778 te Tilburg gedoopt en aldaar op 9 april 1778 begraven.

 

8.  Cornelius van Gils werd op 28 december 1779 te Tilburg gedoopt en overleed aldaar op 7 februari 1860. Hij trouwde voor de eerste keer met Josina Brekelmans. Zij werd gedoopt te Tilburg op 26 december 1781 en overleed aldaar op 27 juni 1818. Zij was de dochter van Antonius Brekelmans en Maria Claesen. Hij trouwde voor de tweede keer met Cornelia van der Avort. Zij werd gedoopt te Weelde op 2 juli 1793 en overleed te Tilburg op 10 juli 1862. Zij was de dochter van Johannes van der Avort en Mechtilda Dickens.

 

9.  Maria Anna van Gils werd te Tilburg op 8 september 1786 gedoopt en overleed aldaar op 17 juni 1852. Zij trouwde te Tilburg op 20 april 1814 met Antonius van Laerhoven. Hij werd gedoopt te Tilburg op 4 april 1783 en overleed aldaar op 1 maart 1855. Hij was de zoon van Laurentius van Laerhoven en Johanna Maria Mutsaers.

 

Nieuwegein, 1 januari 2015 

John van Erve / geneanerven@gmail.com