INHOUD

JOHN VAN ERVE

CUBRA HOME

 

©John van Erve – Nieuwegein

2021

 

Afbeelding: Collectie Rijksmuseum

Soldaat Jan Perrollet

zoon van een Tilburgse vorster

John van Erve

 


 

 

Jan Perrollet

Dingena Swaans was een vrijgezelle vrouw van 40 jaar, die omstreeks 1717 in Hoogeloon werd geboren en in Tilburg woonde.

Op zondag 7 augustus 1757 liep zij ’s avonds rond negen uur in de akker tegenover het huis van Mattijs van Beurden op het Heiken in de herdgang Oerle. Zij was in gezelschap van de 30 jaar oude linnenwever Norbartus Janssens die in Tilburg op het Laar woonde. Samen waren zij vanuit Riel naar Tilburg gelopen.

Daar in die akker kwam er plotseling een man achter hen aan, die tegen Janssens zei: “Wel keerel wat gaat gij dat vroumens na.” Janssen antwoordde daarop dat hem dat niets aanging. Daarop gaf die man hem een paar slagen met een kromme pallas of sabel en zei: “Honsvot gaat terug of het gaat er door.” Janssens is daarop van schrik weggerend. Wie de man was wist hij niet, maar wel wist hij dat deze man in het wit gekleed was. Of het een keel of een kleet [[1]] was wist hij niet. De man was volgens hem redelijk lang. Ook Dingena Swaans wist door de schrik en de duisternis niet hoe deze man eruit zag.

De belager greep haar direct naar het bovenlijf en trok een rode geruite Oostindische neusdoek van haar hals en stak deze in zijn zak. Daarna pakte hij het grote zilverenkruis dat zij om had vast. Toen het niet los wilde, zocht hij naar het slot in haar hals en opende het.

Toen Dingena Swaans begon te schreeuwen trok die man haar aan de schort en de tas, die zij opzij droeg, en scheurde deze stuk. Met de sabel heeft hij de vrouw geslagen en tegen de grond gegooid. Hij hield de sabel opgeheven boven het hoofd en schold Swaans uit. Hij dreigde haar den kop op te kappen als zij niet stil zou zijn. Er was iemand op haar geschreeuw afgekomen, maar wie dat was dat wist zij van de schrik niet.[1]

Naar aanleiding van dit voorval besloot drossaard Hendrick Maes bij enkele getuigen preparatoire informatiën in te winnen en de schepenen te verzoeken deze getuigen onder ede te horen.

De 62-jarige wolspinner Ignatius van Hest, die op ’t Heiken woonde, was degenen die het geschreeuw van Dingena Swaans had gehoord en er op af was gegaan. Hij wist de vrouw te ontzetten en daarna met haar naar het huis van verkenshouwer Mattijs van Beurden gegaan.

Volgens Van Hest was haar belager een jonge man, die in het wit was gekleed. De vrouw lag op de grond en haar belager had een krom blank wapen in de hand. Hij hield dat wapen omhoog en was klaar om ermee te houwen. Toen de belager op hem af kwam maakte de vrouw van de gelegenheid gebruik om weg te lopen. Toen hij dat zag is hij de vrouw achterna gegaan en heeft haar een klap op het keurslijf gegeven.

De drossaard wist kennelijk al in welke richting hij de dader moest zoeken. Zijn onderzoek richtte zich op Jan Perrollet, de oudste zoon van vorster Jacobus Perrollet. Er gingen geruchten dat Jan Perrollet in Hilvarenbeek een neusdoek en een zilveren kruis met een zilveren slot bij ene Jan van den Broeck had verkocht.

Jan Perrollet werd op 2 december 1736 in Tilburg gedoopt en werd met de doopnaam Johannes in het doopboek van Tilburg geregistreerd. Zijn ouders waren Jacob Perrollet en Anna Ewoud Annokane.

Johannes Lambertus Offermans was grenadier in het garnizoen van Breda en Jan Baptist Mutsaers was soldaat in het garnizoen Maastricht. Zij verbleven van zondag 7 augustus 1757 en maandag 8 augustus 1757 in het huis van Jasper van Eijndhoven in Hilvarenbeek. Omstreeks een uur die nacht kwam een man, die Jan Perrollet werd genoemd, daar ook binnen.

Perrollet toonde hen een rode Oostindische neusdoek en een wit uitgeslagen zilveren kruis en heeft ze hen ook in handen gegeven om te bekijken. Volgens de beide militairen droeg Perrollet het uniform van het Regiment van Baden-Baden. Daar overheen droeg hij een lange witte keel. Hij had een portepée,[[2]] met daarin een kromme pallas om de nek hangen. Volgens Offermans en Mutsaers heeft Perrollet deze spullen alleen maar laten zien maar ze niet verkocht.

Jan Perrollet vertelde tegen de andere twee soldaten dat hij de neusdoek en het kruis had gekregen van een vrouw die Marian heette. Die vrouw zou in Aken zijn geboren en woonde in Maastricht. Toen Offermans en Mutsaers dat niet wilden geloven, vertelde hij op een omslachtige manier dat hij die spullen had gekregen van een vrouw uit Waalwijk. Hij vertelde verder dat die vrouw er met hem vandoor wilde gaan, maar dat haar ouders erachter waren gekomen en dat zij dat hadden weten te beletten. Jan Perrollet verliet omstreeks vier uur die nacht het huis van Van Eijndhoven weer.

Voor drossaard Hendrick Maes was het duidelijk dat Jan Perrollet de dader van deze beroving is geweest. Hij stuurde daarom een rekest naar de schepenen van Tilburg en Goirle met het verzoek hem een decreet tot apprehensie, [[3]] met de clausule van edict in cas van fugitiefschap, [[4]] of andere provisie van justitie [[5]] ten laste van Jan Perrollet te verlenen. Het verzoek van de drossaard werd gehonoreerd.[2]

 

Tot een proces tegen Jan Perrollet is het nooit gekomen. Er is zelfs geen dossier over dit delict aangelegd en ook de openbare dagvaardingen zijn nooit uitgebracht. Zou dat te maken hebben met de functie van vader Jacob Perrollet? Jan Perrollet heeft zich in Tilburg of Goirle, zo goed als zeker, niet meer laten zien.

 

 

Bronnen:

[1] (RAT) Tilburg en Goirle R9847, ongef. (7-8-1757)

[2] (RAT) Tilburg en Goirle R13, f.33r (27-8-1757)


 

[[1]] Korte of lange jas

[[2]] Draagband voor een sabel

[[3]] Arrestatiebevel

[[4]] Openbare dagvaarding bij clockenslag mocht hij op de vlucht zijn

[[5]] Andere gerechtelijke maatregel