Klaas van Eijkeren
Een roman in wording

Hoofdstuk 3 t/m 5

III

 

Ik zie wazig maar ik zie. Ik zie bomen in de verte. Ik heb niet geslapen.

Het is nog schemerig maar ik begrijp dat ik de nacht overleefd heb. Wie weet hoe vaak ik mijn benen gemasseerd heb, ze zijn als van staal. Gevoelloos staal. Als een gloeiende knikker rolt de zon achter de horizon vandaan, het waargenomen schouwspel slechts kort gegund in koelte, al heter en heter tot een gesel van lichaam en geest verworden. Ik vind het mooi. Ik zal het eens opschrijven.

De blijdschap ebt weg, de onverdraaglijke starheid en verveling nemen zijn plaats weer in, zuur en pijnlijk, heet, droog en hongerig probeer ik te achterhalen hoe het zo gelopen is, waarom ik hier op die mijn sta en leg het startpunt bij de gouden kans.

Of ik hierheen wilde vliegen om onze eerste aziatische klant binnen te halen, om Asian Express een financiele zorg uit handen praten en om dan naast een flinke bonus ook nog eens promotie te krijgen. En ik wilde wel. Ik wilde weg. Vrouw en kind waren heilig, maar niet bestand tegen een luchtige, vluchtige dame, niet bestand tegen mijn driften, mijn nieuw gewonnen opvatting dat dit een keurslijf betrof en er geen wet bestond die mij ook maar één norm of waarde kon doen absorberen. Liefde?.... welzeker. Echter des te meer reden elkaar niet te binden en volwaardig deel te nemen aan het leven zoals het komt wanneer je het verkiest............. Ware het niet voor een tegenstrijdigheid in mijn opvattingen......Ik vind dat .Ingrid niet mag neuken met een ander!. Een onverteerbare gedachte die mijn bloed doet koken. Ik kan het niet afdoen met een ouderwets machtsverhaal want ik ben er zeker van dat eventuele rechten en plichten op beide schouders neerkomen. Het is veeleer de jaloezie die ik me toe-eigen, als emotie de mijne om recht op te hebben. Niet dus, alle eventuele rechten en plichten op beide schouders; IK recht op jaloezie, JIJ recht op jaloezie!

Verdomme ik sta me hier weer op te winden GODVERDOMME ."Godverdomme!!!". Ik schreeuw me schor, ik voel me STERK, TIL MEZELF OMHOOG KOM MAAR OP WAAROM HOOR IK NIKS!!! "HELLUP!!". Een gloeiende sensatie zet mijn onderlichaam in brand en mijn oren tuuten van de explosie als ik neerkom in het zand. Al mijn denken is onmogelijk gemaakt, mijn hoofd voelt of het op knappen staat. Ik mis pijnen die ik verwachtte, achter in mijn hart bevindt zich echter een vreemde opluchting die vreemd genoeg niet eens vloekt met de shock op de voorgrond. Ik ben doof maar ik kan zien. Ik zie de ossenwagen.

 

 

IV

 

Op het centraal station wordt ze gebeld. Ze luistert, zegt: " okay", en bergt haar mobieltje op.

Ze neemt lijn 23. Uiteindelijk stopt de bus enkele meters voorbij het bushokje. Ingrid stapt uit, haar handtas over de schouder en een hand bij haar kraag om de jas dicht te houden tegen de snijdende wind. Laurierweg nummer 19 moet juist om de hoek zijn.

"Wil je wijn?"

"Lekker…"

" Zo…ik dacht even dat je niet zou komen."

"Njah…ik ook."

"Wat?"

"Ik dacht ook dat ik niet zou komen". Prompt hoort ze de vulgaire dubbelzinnigheid in haar woorden, ze kijkt hem verschrikt aan maar Arnold lijkt eraan voorbij te gaan. ‘Peter had het meteen uitgemolken’, denkt ze en zakt wat comfortabeler in de Chesterfield. De wijn heeft een meer dan normale invloed op haar, ze voelt zich nu al loom en een beetje dronken. Slechts twee glazen heeft ze op en de stem van Arnold lijkt uit de verte vervormd naar haar toe te zweven. ‘Fijne stoel’, denkt ze,’ fijne stoel’. Haar ogen vallen dicht en ze slaapt.

Als ze wakker wordt is ze alleen. Verdwaasd probeerd ze op te staan en na een enkele loze poging lukt het haar. Waar is Arnold? Ze doet de deur van de kamer open en kijkt de hal in.

De onwerkelijkheid van de situatie drong pas tot haar door toen ze besefte dat de mensen in de kamer haar niet konden zien. Het moest een soort spiegel zijn waar ze achter zat, eentje waar je van haar kant wel doorheen kon kijken. Het bezoek zette zich neer in de gele fauteuils die, op de salontafel na, het enige meubilair in de kamer vormden. Geluiddicht was de kast waar ze in zat evenmin, want ze hoorde de vrouw in het paarse mantelpakje luid en duidelijk kuchen toen zij ging zitten. Wat deed ze hier in godsnaam? Waarom zat ze hier, niet in staat zich meer dan een paar centimeter te bewegen en met de volledige mogelijkheid alles waar te nemen wat zich in de kamer afspeelde? Het was nu te laat, ze kon niet zomaar weg. Hoewel ze haar hart voelde kloppen in haar keel en er absoluut niet zeker van was of ze hier ontdekt zou worden, werd ze toch geprikkeld door haar voyeurisme en haar nieuwsgierigheid won het voorlopig van de angst. Het was een vreemd schouwspel. Er zaten drie mannen en een vrouw. Niet alleen de vrouw was netjes gekleed, ook de mannen droegen driedelige pakken, de twee donkerste types in het grijs en de vlasblonde was in het donkerblauw. Hij stond op en schonk de wijn, slechts een van de in het grijs geklede mannen weigerde en vroeg om iets fris, dat hem ingeschonken werd door zijn grijze kameraad, die een fles tonic van de tafel greep. De glazen salontafel was bedekt met verschillende soorten frisdrank, wijn en kleinere flessen, waarschijnlijk sterke drank. Onder het tafeltje bevond zich een mand met brood en verschillende kazen. Het leek op de entourage van een studentenfeestje maar dan zonder rotzooi en lawaai. Een tijd lang zei niemand iets. De grijze mannen rookten een sigaret en het gezelschap leek te zijn verloren in ieder zijn gedachten. Ze keken af en toe steels naar de man in het blauw die, zelfverzekerd, met de handen los in de schoot richting het enige raam keek en eruit zag of hij bijzonder veel belang stelde in het uitzicht.

 

 

V

 

Als het verband verwijderd wordt staat het aangezicht me tegen, de donkere huid en het gezwollen bovenbeen lijken niet van mij te zijn, een soort omgekeerde fantoom - pijn, in plaats van een verbondenheid met wat ik niet meer heb, voel ik me verwijderd van wat er nog wel is. Ondanks een diep gevoel van rust, veroorzaakt door de medicijnen en de sensatie van een zekere bewegingsvrijheid, voel ik weerstand om te accepteren wat nu zo open en bloot voor me ligt. Ik huil langzaam, zonder schokken en alsof ik me nog niet eenzaam genoeg voel, draait de zuster zich van me af, kennelijk niet in staat een huilende man te aanschouwen. Ingrid, waar ben je? Ik wil in je armen liggen en horen dat alles goed komt.

Een arts verteld in gebroken engels dat er wordt gewerkt aan een prothese en dat dit even gaat duren. Hij benadrukt nog eens extra dat iedereen hier op de afdeling op een prothese wacht en we in volgorde van binnenkomst behandelt worden. "Everybody the same", zegt hij bij het verlaten van de zaal. Ik kijk hem met vermoeide ogen na en knik wat. Ik weet dat ik zal moeten gaan nadenken, beseffen en echt wakker worden maar ik stel het uit. Ik val loom in slaap.