CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 7 augustus 1928

 

 

Van twee Brabantsche Torens 2: Hilvarenbeek

 

't Deed den echten Brabander goed op 21 Juli jl. in den vooravond te staan in de schaduw van het oude stadhuis, vóór ons de forsche reus uit het grijze verleden, toen Brabant was het middelpunt van de middeleeuwsche cultuur; de forsche en schoone reus, een der mooiste torens van Brabant. De burgemeester, die, men voelt het, zich gelukkig acht te mogen mijmeren en spreken over den ouden dorpszoon, tegen wien de geheele bevolking zoo eerbiedig op ziet, staat daar en herinnert aan den glorietijd van Hilvarenbeek, toen men zich een monument durfde op te richten.

Ja, er zijn jaren van treuren geweest, jaren, dat ook deze toren "stond te schreien in verlatenheid", doch sinds vele jaren weer is hij, wat hij toch in stilte is gebleven, "onze toren"; zij dit laatste niet in abstracten zin, want 't is in waarheid gemeente-eigendom. Maar... en dat is juist de olie, die de oude wonde heeft geheeld, bij een kerk hoort een toren en de kerk is weer aan "ons", zij rust tegen den toren, als een zwakke bruid tegen hare beschermer door 't wreede leven. En wanneer de godsdienstoefeningen worden aangekondigd, dan bemmelen en beieren de klokken van "onzen" toren. Wat een heerlijke poëzie schuilt hierin voor de bewoners van Hilvarenbeek, van het schoone, zooals burgemeester de Rooij dat zoo gevoelvol uitdrukte, van het schoone Kempische dorp. Neen, de toren van Hilvarenbeek staat niet meer te schreien en te mijmeren over het verleden, over lang geleden leed.

De burgemeester stond daar, de luisterenden kwamen onder den indruk, en toen hij aan 't einde van zijne rede in enthousiasme uitriep: "Hoort", toen kwamen de jubelzangen van uit den hoogen toren en op vleugelen van heilige vreugde zweefden zij over velden en heggen, verzamelden zich op het wijde marktveld en laaiden de harten op in trotsch, doch heilig enthousiasme voor het verkrijgen van verloren bezit. Dat moet den bewoner van Hilvarenbeek en met hem de bewoners van geheel Brabant tot vreugde stemmen, zulke gebeurtenissen zijn lichtpunten in den nevel die nog over Brabant hangt.

Maak een vergelijk met den toren van Dongen en die van Hilvarenbeek en nog te meer zal men vreugde gevoelen over het heerlijke voorrecht van de bewoners van het Kempische dorp want... de kerk is niet bezweken, neen, de bewoners kunnen knielen waar hunne voorouders knielden en kracht vergaarden tot het dragen van het groote leed der generaliteitslanden. Telken dage gaan weder meermalen de priesters op ter altare Gods, tot Hem, die hunne jeugd verblijdt. In die kerk baden een Christiaan Gouthals, de laatste Kapitteldeken, Gosewinus Wijten, de primus van Leuven, en meer groote mannen uit de geschiedenis van het dorp. In diezelfde kerk, een heerlijke nalatenschap van de opofferingsgezindheid hunner voorouders, kunnen de hedendaagsche bewoners van Hilvarenbeek jubelen in 't harte en God danken voor het verkrijgen der vrijheid.

Beziet de restauratie, doe het goed en ge zult zien, dat weldra de kerk weer zal prijken in haar oude luister, en tevens zult ge eerbied krijgen voor de bewijzen van opoffering van uwe priesters, die in die restauratie zulk een groot aandeel hebben. Ons katholiek geloof is schoon, doch men dient dan ook katholiek te zijn, het echt voelen.

En nu 't klokkenspel, 't is in één woord heerlijk. De klokkekamer verwerkt 't geluid reeds op zich zelf en door de hoogte komt het als een schoon geheel, zonder scherpe kantjes, doch zoet vloeiend naar beneden, den weg gewezen door de galmgaten en afdekking. Hilvarenbeek mag trotsch en gelukkig zijn.

Wat 'n contrast Dongen-Hilvarenbeek, beide torens van Brabant.

 

GERARD VAN LEYBORGH