CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 17 november 1926

 

 

Joannes Zwijsen's glorieuse rentree in Tilburg

 

Jl. Zaterdagavond deed de heer Van Delft een korte biografie van Mgr. Zwijsen overdrukken uit het Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek. Het is aanbevelenswaardig om de herinneringen aan zulk een groot man als Joannes Zwijsen levendig te houden voor het huidige en niet het minst voor het toekomende geslacht. Voor Tilburg vooral is de persoon van Joannes Zwijsen van zulk een groote aantrekkingskracht, omdat hij zoo vele werkzame jaren te Tilburg heeft doorgebracht en de stichter is van de Congregatie der Fraters die niet alleen te Tilburg zoo'n heilzaam werk heeft verricht, doch ook door geheel Nederland en de Koloniën haar zegenrijk werk en vruchtbaren arbeid heeft gedaan.

Toen dan ook Zwijsen na de wondervolle genezing van den gruwelijken moordaanslag naar zijn geliefd Tilburg zou komen om hier eenige maanden uit te rusten, werd hem een koninklijke ontvangst bereid. Zodra de mare de ronde deed, dat de Bisschop van uit 's-Bosch naar onze stad vertrokken was, kende het enthousiasme van de Tilburgers geen grenzen meer en kwam geheel de stad op de been. Toen was het oude gezegde geheel bewaarheid "dat er geen enkel vrouwtje bij haar spinnewiel bleef". In het jaar 1856 leerde men op de school van meester Drabbe, dat Tilburg 15.000 inwoners telde. In het jaar 1863, het jaar van den moordaanslag, telde onze stad 20.000 inwoners en al wat van dit aantal loopen kon, was op de been om den gevierden bisschop het welkom toe te roepen.

Z.D.H. werd op de grenzen van Berkel-Enschot afgehaald, de paarden werden van den wagen gespannen en in triomf werd de beminde oud-pastoor van 't Heike door zijne oud-parochianen de stad ingehaald. Het was een feestvreugde zooals Tilburg nog nooit aanschouwd had en zooals wellicht wel nimmer meer plaats zal hebben; de vreugdetranen vermengden zich met de lofgezangen. De stad was geheel in vlaggetooi en langs de verscheidene huizen zag men gedichten en chronicums waarin uiting werd gegeven aan de vereering die men voor den oud-pastoor Zwijsen koesterde.

Op den Bosscheweg naast de huidige smidse van den heer Vorselaars stond een klein gevelhuisje. In dit huisje woonde een eerzame Israëliet. Ook deze bracht uiting aan het verdriet over den aanslag en de vreugde over de gelukkige genezing. Deze Gerson had de luiken van zijn ramen afgenomen en voor de ramen een gedicht geplaatst dat met de volgende woorden begon:

"Al ben ik dan een Israëliet

Toch neem ik deel aan uw verdriet."

Voor de woning van den heer Jos. Verbunt hing aan een koord over de straat een groote witte doek waarop het volgende gedicht:

"Laat Satijn vrij zijn beul afzenden

De Hemel zal zijn slag afwenden."

Bij de ijzergieterij van den heer Mercx prijkte op een dito witten doek een gedicht, dat mede weergaf het ambacht dat daar werd uitgeoefend:

"18 Eeuwen beukten 't aambeeld,

om als vijlstof stuk te slaan.

En menig hamer is versleten,

doch 't aambeeld blijft in glans bestaan."

In deze beide gedichten werd vooral naar voren gebracht de gedachte, dat de aanslag door anti-clericalen was beraamd en gevoed geworden. Met het aambeeld werd het Katholiek geloof bedoeld, met de hamer het anti-clericalisme.

 

De aanslag zelf zou, zoo wordt beweerd, gedaan zijn door zijn huisknecht Jan, hoewel dit nooit bewezen is. Vermoedelijk heeft Mgr. Zwijsen den knecht, die vermoedelijk door anti-clericalen is omgekocht geworden, uit grootmoedigheid van ziel niet aan het gerecht willen overleveren. Kenteekenend is het dat direct na den aanslag de bedienden kwamen toegeloopen om den hoogen lijder bij te staan. Toen echter ook Jan zich bij de andere bedienden schaarde, maakte de bisschop een gebaar dat Jan zich moest verwijderen, hem wilde hij blijkbaar niet zien. Deze Jan is nog verscheidene malen gevisiteerd door de gerechtsdienaren om te zien of hij geld of geschriften bij zich had; doch geen bewijzen werden gevonden, zoodat alleen de hemel hier antwoord geven kan. Het wapen waarmede de aanslag gepleegd werd, was met een stuk steel van een tinnen lepel geladen en dit projectiel had de nieren en lever doorboord. Het slachtoffer van den aanslag had nog de kracht om zich op te richten en aan de bel te trekken, waarop de bedienden kwamen toegeschoten. Wanneer wij dus spreken van een wonderbare genezing dan is dit hier alleszins het geval.

 

Na de vreugdevolle intocht in de stad bezocht Mgr. Zwijsen de door hem gestichte weeshuizen en werd daar natuurlijk ook met uitbundige vreugde verwelkomd en gelukgewenscht met zijn herstel. Er leeft hier nog een oud moedertje, die als weesmeisje Mgr. in een gedicht mocht toespreken. Tegelegenertijd komen wij hierop nog nader terug, ook op een paar staaltjes, die het edel karakter van Mgr. Zwijsen kenteekenen.

 

Wanneer ooit in onze stad een standbeeld voor Mgr. Zwijsen zal worden opgericht, dan zal ook weer het Tilburgsche enthousiasme oplaaien. Naast het marmer ook een standbeeld in den vorm van 'n levensbeschrijving, opdat de jeugd zijn groote mannen zal kennen en weten te waardeeren tot heil van onze goede stad Tilburg. Dat zij die de bouwstoffen voor het papieren standbeeld kunnen aanbrengen, dit ook werkelijk doen.

 

GERARD VAN LEYBORGH