CUBRA

INHOUD LAMBERT G. DE WIJS
HOME 
BRABANTS
TEKSTEN
AUTEURS

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 4 augustus 1938

 

 

De groote uittocht

 

Geen water, maar schaduw, koelte!

 

 

't Was van de gemeente Tilburg een heerlijk denkbeeld om voor een twintigtal jaren eenige hectaren mastbosch terug te koopen. Op St. Gillesdag van het gedenkwaardige jaar 1329 verkreeg de gemeente Tilburg de woeste gronden zooals heide, vennen, zandheuvels en dennenbosschen rondom het oude Tilburg van den hertog van Brabant om deze met enkele restricties te mogen verkoopen. In die ruim 600 jaren heeft de gemeente veel verkocht, dikwijls uit geldgebrek, zooals dat in het particuliere leven vaak voorkomt, maar zij heeft ook dikwijls wat terug moeten koopen, zooals dat gebeurd is met de woeste gronden bij Loon op Zand voor de drainage van het fabriekswater en meer dergelijke transacties. Ook het Wandelbosch heeft zij teruggekocht. Men kan zich slechts verheugen over deze daad van piëteit tegenover een natuurreservaat.

En daar was reden voor. Vroeger, in onze kinderjaren, waren de heiden en bosschen en vennen algemeen eigendom, d.w.z. we liepen, wandelden en stoeiden er ongestoord; geen prikkeldraad, geen bordjes verboden toegang volgens dat en dat artikel van het wetboek. Wanneer we dan in onze kinderjaren aan de hand van vader of moeder, ofwel van groote broer of zuster, naar het oude buitengoed "Mutsaers in 't Zand" wandelden, dan bleven we even rusten onder de frissche schaduw van het dichte gebladerte, genietend van 'n teug limonade of iets dergelijks; maar niet lang, want de woeste gronden lonkten en lachten ons toe, heel ver tot aan de indrukwekkende woestheid van de Witsie.

 

Tilburg zucht, zooals alle andere steden, méér nog misschien, onder de hitte van den hoogzomer. De groote uittocht begint om rust, kalmte, schaduw en koelte te zoeken en te vinden in Tilburg's Wandelbosch. 't Eigenaardige is echter, dat er hoogst sporadisch gewandeld wordt; 't is slechts rusten voor de grooten, stoeien voor de kleinen. Om 9 uur 's morgens begint reeds de groote trek, van heinde en verre komen ze, die moeders met kinderwagens; de kinderen dragend kalebassen gevuld met koude thee, melk, boterhammen, enz., sommige torsend groote pakken, inhoudend de matten en kleeden, welke zoodra op het mos- of spellentapijt worden uitgespreid. Honderden fietsende jongelui voeren op den bagagedrager dezelfde artikelen mede.

En 't is mooi in ons Wandelbosch, vooral nu de groote vijver, met de eilandjes uitgegraven en door de fijne gaven van den oppertuinbaas Geelen, zulke idyllische plekjes zijn geworden. Geen star mastbosch, maar hier en daar een prachtig vergezicht met afwisselend groen. Het pas gemaaide gras verspreidt een heerlijk aankomende hooigeur. Onder het loover der dennen, waar slechts schaars een zonnestraaltje doordringt, geniet men van rust en koelte onder het genot van werken, men stopt kousen, breit 'n hieltje, doet een handwerkje, men geniet en passeert nuttig den tijd. De kinderen onder moeders directe oog stoeien en spelen 'n rondedans, doen krijgertje of spelen verstoppertje.

Zoo duurt het den heelen dag; 's middags wordt nonchalant, men is toch in zijn eigen huis en behoeft zich voor anderen niet te geneeren, de tafel gedekt, doch 'n tafel zonder pooten, 't servet direct op 't grondtapijt. We behoeven 't niet verder te beschrijven, ieder kent dat echte, vrije "buitenzijn". Men kan 't zelf gaan constateeren. 's Avonds tegen zeven uur gaat alles in drommen weer naar de stad terug, de stadsbus kan 't niet verzetten. Men heeft genoten van rust, kalmte, schaduw en koelte. En thuis vindt moeder de vrouw de boel schoon, zooals zij 's morgens gegaan is.

's Avonds komt de groote jeugd, welke op den dag moet werken, per fiets nog even genieten van den schoonen avond. Dan juicht het harte, men droomt van toekomstplannen en is gelukkig. Dan daalt de nacht ook over 't Wandelbosch. De nieuwe zomerdag geeft nieuwen uittocht.

 

G. v. L.