CuBra

 

 

Marjoke Linckens
After party


 

De vaatwasser in de keuken maakt een gorgelend geluid. Verstoord kijkt Peggy naar het apparaat, haar handen vol vuile glazen. “Dat ontbreekt er nog aan.”  Met een onzachte klap zet ze het glasservies op het aanrecht, bukt zich en drukt op de ‘uit’ knop van de machine. Als ze de klep opent ziet ze sliertjes groente en stukjes vlees in het sop drijven. De hete damp slaat in haar gezicht. Met een diepe zucht start ze de machine opnieuw. “Op hoop van zegen dan maar.”  Ze praat hardop tegen zichzelf. Natuurlijk heeft Maarten de borden niet goed afgeschraapt. Alles, maar dan ook alles, moet ze zelf doen. Nu was hij boven, in bed. Na een tijd klagend op de bank te hebben gehangen kondigde hij aan te gaan liggen. “Even maar, liefje. Mijn hoofd bonkt vreselijk. Weet je zeker dat het een goede wijn was? Het voelt als Chateau Migraine.”

“Had je maar niet zoveel moeten zuipen.” Ze had het hem toegebeten. Fraai was dat, de schuld aan de wijn geven. Met de hoeveelheden die hij naar binnen gegoten had kreeg je zelfs een os van zijn poten. En die twee lege flessen whisky die in de tuin slingerden waren vast ook niet door de gasten gedronken. Het was elke keer hetzelfde. Een feest? Prima, leuk, moeten we doen. Maar de boodschappen en andere voorbereidingen kwamen op haar conto, evenals het opruimen de dag erna. Zelfs nu, zelfs deze keer.

 

Ze laat haar blik door de kamer glijden. Het was prachtig weer geweest, gisteren, en ze hadden de gasten in de tuin ontvangen. Dat het daar nu zo’n bende was, oké, maar hoe de zooi zich verplaatst kon hebben naar de woonkamer bleef een raadsel. De Ficus Benjamin is als asbak gebruikt. De vloer ligt bezaaid met pindanootjes. Peggy herinnert zich hoe Johan deze een voor een door de kamer schoot. De lolbroek mikte vooral op de decolletés van de dames. De cactus in de vensterbank blijkt aangekleed met een doorzichtige roze damesslip. Om de koperen slinger van de klok, een erfstuk van haar grootvader, is een stropdas geslingerd. Het boeket witte rozen, meegebracht door Anne, staat op z’n kop in de vaas gepropt. Onder de salontafel ligt één zwarte herenschoen. Peggy spiedt ergerlijk vergeefs naar nummer twee .

“Dit ga ik niet alleen opruimen, echt niet.” Ze loopt de trap op en gooit de deur van de slaapkamer open. “Maarten, je komt nú dat nest uit. Het feest was voor jouw verjaardag, en ik moet morgen net zo goed weer werken.” Vanuit bed klinkt alleen maar diep geronk. Maarten ligt op zijn rug, armen en benen wijd, knol in zijn sokken, en slaapt heel diep. Peggy schudt hem ruw door elkaar, maar hij geeft geen sjoege. Ze zinkt neer op de rand van het bed, voelt tranen prikken achter haar ogen. De spiegel van de toilettafel vangt haar blik. Ze ziet een tengere vrouw, klein van stuk. Geblondeerde haren in een staartje, grote blauwe ogen. Smalle lippen, tot een streep samengetrokken. Lange sierlijke hals. Om deze te benadrukken draagt ze graag laag opengesneden blouses, zoals nu. Haar borsten zijn klein, maar staan fier vooruit. Een smalle taille, lange, ranke benen met verrassend kleine voeten.

Ze mag er wezen, zegt Maarten, als hij goedgemutst is.

 

In de binnenzak van haar spijkerbroek vindt ze een zakdoek om haar neus te snuiten. Ze gaat staan en recht haar schouders. Kijkt nogmaals in de spiegel. De smalle streep die haar mond vormt herkent ze niet. Ze grijnst breed, lacht haar tanden bloot. Het gaat niet van harte. Is die nieuw, die streep? Is dat ‘n erfenis van de afgelopen week? Ze knijpt in haar wangen, masseert haar mondhoeken. Als vanzelf zakken haar handen naar haar buik. Glad en strak voelt de huid, zelfs onder de ruwe spijkerstof. Niet gek voor haar leeftijd. En dat moet zo blijven, zegt Maarten. Hij haat het als vrouwen gaan uitdijen. Heeft geen goed woord over voor de eega’s van zijn vrienden, die na een aantal jaren mollig worden. Of zwanger, nog erger. Lekker is dat, je vent opzadelen met kip, zegt hij smalend. Nee, voor hem geen kinderen. Zijn vriendin hoeft geen twintig te zijn, dat is hij zelf ook niet meer. Maar een goed figuurtje, een lekker kontje, dat mag een man toch wel verwachten. Peggy ziet hoe de tranen langs haar wangen glijden. Ze huilt geluidloos. Achter haar ligt Maarten nog steeds te slapen.

 

Beneden rinkelt de telefoon. Ze vindt hem onder twee kussens. Het is Anne, die informeert of het nog laat geworden is.

“Het was weer een fantastisch feest,” kirt ze in de hoorn. “Echt een feest van jou en Maarten. Wat hebben we een plezier gehad. En Johan en Wouter, die waren toch op dreef…” Peggy zakt op de bank en laat haar vriendin praten.

“Ja,” beaamt ze, en “nee, maar als jij het zegt…”

“Wat is er met je, meid.” Anne klinkt gewoon nu. “Zeg op, heb je een kater of gewoon te kort geslapen?” Het blijft stil. “Peggy, ik kom nu naar je toe.” Met een resolute klik wordt de verbinding verbroken. Peggy kijkt naar de hoorn in haar hand, naar de smerige vloer, naar de kringen op de glasplaat van de salontafel. De zon schijnt door het zijraam naar binnen en speelt met de stofjes in de lucht. In de tuin hoort ze vogels kwetteren. Aan de overkant loopt een jong meisje achter een kinderwagen. Naast haar rijdt een kleine jongen op een plastic tractor. De wielen maken een ratelend geluid. Peggy kruipt ineen op de bank en sluit haar ogen. Ze is zo ontzettend moe. Even maar, denkt ze, even maar.

 

Anne wil geen koffie of thee. Anne wil weten wat er is.

“Kom Peg, ik ken je toch langer dan vandaag. Je was gisteren al een beetje down, ik zag het aan je.”

“Ach, het is niks. Alleen weer die vervelende menstruatie. Ik bloed zo hevig. Ben daardoor wat licht in mijn hoofd, en moe.”

“Waarom heb je de pil dan niet doorgeslikt?” Anne klinkt verbaasd. “Dat zal mij niet gebeuren, Opoe op bezoek terwijl ik een party geef.”

“Tja, ik heb er niet bij nagedacht.”

Anne kijkt haar aandachtig aan, neemt dan de kin van haar vriendin tussen duim en wijsvinger. “Weet je zeker dat er niets anders aan de hand is? Je ziet inderdaad een beetje pips.”

“Welnee meid.” Peggy forceert een glimlach, kijkt dan zuchtend om zich heen.

“Ja, van die zwijnenstal hier zou ik ook niet vrolijk worden,” beaamt Anne lachend. “Weet je wat, zet jij toch maar die lekkere kop koffie, dan zal ik mijn handjes eens laten wapperen.”

Een dik uur later zwaait Peggy de auto van Anne na, die de straat uitrijdt. De kamer is keurig, als vanouds.

 

Boven ligt Maarten nog steeds voor dood op bed. Er hangt een schrale lucht in de kamer. Peggy zet het raam open en leunt tegen de vensterbank. Met gevouwen armen kijkt ze op hem neer. Zijn haar wordt grijs en dun, constateert ze. Verrast voelt ze een spoortje van genoegen. Een ooglid trilt, blijft half open hangen. De mond is wijd open gezakt, over zijn kin druipt speeksel. Stoppels van het slordige scheren. Hij snurkt, ademt haperend. Boven de riem van zijn tweedbroek puilt een zwemband van vet. Een voet toont de dikke teen door de kapotte sok, met een lange, zwarte nagel.

Walgelijk, denkt Peggy, en kijkt opzij. Waar is haar Prins op het witte paard gebleven? De man op bed heeft maar weinig meer van hem. Wanneer is hij zijn charme kwijtgeraakt? Ze vraagt het zich verwonderd af. Afgelopen week nog, heeft ze voor hem, ja echt alleen maar voor hem, die beslissing genomen. Tot het laatst heeft ze getwijfeld. Zelfs nog toen ze eenmaal binnen was, op die tafel lag, met haar benen in beugels. De pijn toen een ijskoude eendenbek haar vagina opentrok.

U hebt nog steeds een keuze, had de arts tegen haar gezegd. Maar ze had haar ogen stijf dicht geknepen en het laten gebeuren. Voor hem, alleen maar voor hem. 

Een pijnscheut trekt door haar buik. Ze vloeit nog hevig na, ook al is het nu een paar dagen geleden. Ze heeft het Maarten niet verteld. Niet dat ze zwanger was, dus ook niet van de abortus. Het feest moest immers doorgaan. En daarna hun leven, hun keurige leven, als vanouds.

Maar nu, zo op deze slaapkamer, met Maarten zo op hun bed, verliest dat leven heel, heel langzaam, zijn aantrekkingskracht. Peggy kijkt nog eens goed naar de man, die heel diep slaapt. Haar man, naar wiens pijpen zij danst, wiens kind zij droeg. De man die geen kind wil, geen verbintenis, en zij…. Ze onderdrukt met moeite een schreeuw in de holte van haar hand. Langzaam loopt ze naar de spiegel van de toilettafel en drukt haar gezicht bijna tegen het glas. Lang kijkt ze in haar eigen ogen. Dan bukt ze zich en trekt een koffer onder het bed vandaan.

Beneden pleegt ze één telefoontje.

Even later draait de auto van Anne de straat weer in.