Ze ligt
aan de
beademing,
aangesloten
op een
paar
infusen
en als
ze moet
plassen
moet dat
in een
plastic
zakje.
Het
apparaatje
naast
Romantiek
maakt
wat
geluidjes
en
piept.
Er leunt
iemand
over
haar
heen en
zegt:
“Weet je
waar je
bent?”
Romantiek
weet het
niet.
Ze weet
niet
eens
welke
dag het
vandaag
is. Ze
voelt
een prop
in haar
keel en
heeft
geen
gevoel
in armen
of
benen.
Haar
borst
voelt
zwaar
aan en
het
enige
wat ze
kan doen
is
rustig
knipperen
met haar
ogen.
Het
apparaatje
piept
door.
Ergens
ver weg
hoort ze
een stem
iets
zeggen.
Gedempt
en
vervormd.
“Je hebt
geluk
dat je
nog
leeft,”
vertelt
iemand.
Romantiek
is niet
dood,
maar ze
kan niet
bewegen.
Ze doet
haar
ogen
dicht.
Ze
onthoudt
altijd
alles.
Ze
onthoudt
de
romantische
valentijnsdagen.
De
wandelingen
in een
onweersbui
op de
campus
van de
universiteit.
De uren
nutteloos
lachen
om alles
terwijl
er niets
grappig
was.
Romantiek
onthoudt
het
koken
van
eitjes
op twee
manieren.
Romantiek
weet dat
ze niet
dood is.
Ze
probeert
te gaan
zitten,
maar dat
gaat
niet. De
stemmen
op de
achtergrond
komen
vaag
terug.
De buis
in haar
keel
doet
zeer.
Romantiek
is niet
alleen.
Ze hoort
en telt
de
piepjes
van de
machine.
Stabiel,
rust,
kalmte
en
vertrouwen.
Romantiek
ligt te
wachten
op
iemand
die
naast
haar
komt
zitten.
Wat
uiteindelijk
ook
gebeurt.