De zomer is weer begonnen. Althans, het kwik
bereikte per ongeluk de 20 graden. En dat betekent
dat veel mensen over een paar weken naar het Zuiden
des Europa’s rijden.
Rijden, ja. Want ook al is een vliegreis
tegenwoordig goedkoper, je hoort minimaal één keer
in je leven met de auto naar Frankrijk te zijn
geweest. Een vakantie naar ‘sje mappèl friekadel’
hoort gewoon bij de opvoeding.
Al drie maanden staat de caravan op de inrit, de
cursus Frans zit erop, het hele huis is tien keer
doorgelopen om niets te vergeten, deuren krijgen een
extra slot, alle apparaten staan uit, de kat kan
naar ’t asiel, boodschappen zijn in huis voor ná de
vakantie, het fietsenhok is op slot, alle
waardevolle spullen liggen onder het tapijt naast de
bank verstopt… En dan vergeet ik bijna alle dingen
die ingepakt, klaargelegd, opgeruimd en meegenomen
moeten worden.
Na tien minuten rijden vraagt de achterbank al ‘of
we er al bijna zijn?’, de airco lijkt het niet te
doen dus de ramen moeten open, de TomTom houdt het
na vier uur ook voor gezien, vader en moeder
produceren een tsunami aan scheldwoorden en het
geluid van de radio is inmiddels vervangen door
luidkeels schreeuwende kinderen.
Met een stijve
rug en voeten die slapen wordt ’s nachts bij
aankomst de caravan neergezet, het blauwe
klaptafeltje staat klaar voor het ontbijt en
iedereen duikt uitgeput het bed in.
Maar dan is daar de ochtend! Vijftig weken heb je
hierop gewacht! Het moment van ‘weg uit Nederland’,
weg van de dagelijkse sleur, weg van de
Frans-Bauermuziek, weg van de stress. Je heb
veertien uur zwetend in de auto gezeten, je huwelijk
liep al bijna uit op een echtscheiding, de tolwegen
hebben je een vermogen gekost, je bent ein-de-lijk
in Frankrijk en wát is het éérste dat je hoort als
je ’s ochtends de caravan uit komt?
'MÔGE, BUURMAN!´.
Fijne vakantie.