CUBRA HOME

NICOLAS BOILEAU-DESPRÉAUX

LE LUTRIN

Poème héroï-comique en six chants

 


MARTIN HULSENBOOM

DE LUTRIJN

Komisch epos in zes zangen

 


Inhoud

De Lutrijn

Inhoud Hulsenboom

Paap van gramschap

 

 

AAN DE LEZER

1701

Het zou zinloos zijn thans te ontkennen, dat het volgende gedicht is geschreven naar aanleiding van een tamelijk onbeduidend geschil tussen de thesaurier en de cantor van een van de beroemdste kerken in Parijs1. Maar dat is dan ook het enige wat er waarheidsgetrouw aan is. De rest is van begin tot eind puur verzinsel, en niet alleen zijn alle personages fictief, ik heb zelfs mijn best gedaan hun een karakter aan te meten dat volkomen tegengesteld is aan het karakter van degenen die deze kerk dienen, van wie de meerderheid, en vooral de kanunniken, uit louter zeer deugdzame alsook uiterst scherpzinnige mensen bestaat, waarvan ik er enkelen even graag om hun mening over mijn werk zou vragen als vele heren van de Académie2. Men hoeft zich er derhalve niet over te verbazen dat niemand aanstoot heeft genomen aan dit gedicht: er wordt immers niemand werkelijk aangevallen. Een verkwister hoeft zich allerminst beledigd te voelen wanneer een vrek wordt uitgelachen, zo min als een godvruchtig man wanneer een libertijn belachelijk wordt gemaakt. Ik zal niet vertellen hoe ik me ertoe verplichtte aan deze bagatel te werken na schertsend te zijn uitgedaagd door de heer De Lamoignon3 zaliger, de hoofdvoorzitter van het parlement, die ik hier onder de naam Ariste heb opgevoerd. Dat detail is, naar mijn mening, weinig relevant. Maar ik zou mezelf zeer benadelen als ik deze gelegenheid niet te baat nam om aan hen die er onkundig van zijn, te laten weten dat deze grote man me met zijn vriendschap heeft begunstigd. Ik maakte kennis met hem toen mijn satiren veel stof deden opwaaien. De hoffelijk verleende toegang tot zijn befaamde huis vormde een nuttig verweer tegen degenen die me toentertijd wilden beschuldigen van libertinisme en verdorven zeden. Hij was een man met een verbijsterende kennis en een hartstochtelijk bewonderaar van alle grote boeken uit de Oudheid. Daardoor kon hij mijn werken, waarin hij meende de smaak der klassieken te bespeuren, makkelijker verdragen. Hoe oprecht zijn vroomheid ook was, zij was ook zeer blijmoedig en had niets beklemmends. Hij deinsde geenszins terug voor de naam ‘satire’ die ik aan mijn werken had toegekend, waarin hij uitsluitend dichtregels en aangevallen auteurs zag. Hij prees me zelfs enkele malen dat ik, bij wijze van spreken, dat poëtische genre had gezuiverd van de vunzigheid waarvoor het tot dan toe een voorliefde leek te hebben.

 

 

Ik had derhalve het geluk hem niet tegen te staan. Hij nodigde me uit voor al zijn verzetjes en al zijn geneugten, dat wil zeggen, voor zijn lezingen en zijn wandelingen. Soms vereerde hij me zelfs met zijn innigste vertrouwelijkheid en toonde hij me zijn diepste zieleroerselen. Nooit meer zal ik die aanschouwen! Wat een verbazingwekkende schatkamer van goedheid en rechtvaardigheid! Wat een onuitputtelijke bron van vroomheid en ijver! Ofschoon zijn deugd uitwendig een fel lichtschijnsel wierp, was dat inwendig anders: men zag dat hij zich moeite getroostte de stralen ervan te temperen om niet de ogen te verblinden van een tijdsgewricht dat zo ontaard is als het onze. Ik was oprecht ingenomen met zoveel bewonderenswaardige kwaliteiten. Mocht hij zich tegenover mij welwillend hebben betoond, ik was ook zeer aan hem gehecht. De diensten die ik hem bewees, waren gespeend van eigenbelang, en ik was er meer op bedacht profijt te trekken van zijn conversatie dan van zijn aanzien. Hij overleed in de hoogtijdagen van onze vriendschap en de herinnering aan dat verlies doet mij nog dagelijks verdriet. Waarom worden mannen die het leven zo waardig zijn zo spoedig aan de wereld ontnomen, terwijl ellendelingen en nietsnutten een hoge ouderdom bereiken? Ik zal niet langer uitweiden over zo’n treurig onderwerp, want ik voel dat ik, als ik daarmee doorging, wellicht niet zou kunnen vermijden het voorwoord van een louter kluchtig werk met mijn tranen te bevochtigen.

 


 

1

Kerk in Parijs – De Sainte-Chapelle op het Île de la Cité in Parijs, gebouwd in de jaren 1243-1248 in opdracht van koning Lodewijk IX, ook bekend als Lodewijk de Heilige (1214-1270). De controverse rond de lutrijn speelde zich af in augustus 1667.

2

Académie – De Académie française, een instituut dat zich richt op de normalisatie en de perfectionering van de Franse taal, werd in 1635 officieel opgericht door kardinaal Richelieu.

3

Guillaume de Lamoignon (1617-1677) – Zie noot 4 van Aan de lezer – 1674.