Kemp natuurlijk
Nee,
ik ben in het geheel geen Kemp-deskundige. Verre van. Toch wist ik heel
lang geleden al (ik was nauwelijks de korte broek ontwassen) dat Pierre
Kemp een van Neerlands grootste dichters is.
Ik
zat op de middelbare school toen hij overleed (1967). Mijn leraar
Nederlands heette De Kemp, en was een groot bewonderaar van Kemp.
Logisch dus dat hij ons voortdurend aan de kop zeurde over de Engelse
verfdoos, over stabielen en passanten, over transitieven en immobielen,
en meer van dat fraais. Logisch dus ook dat Kemp voor ons, zijn
leerlingen, een gouden klank kreeg. Hoewel, dat is helemaal niet zo
vanzelfsprekend! Want we moesten bijvoorbeeld niks hebben van Aart van
der Leeuw en dat soort ‘mindere goden’ over wie hij eveneens hoog
placht op te geven.
Maar
zijn liefde voor Kemp konden we heel wel invoelen.
Kemp
en Maastricht, die horen bij elkaar. Ook dat spreekt niet vanzelf. Want
waar -dacht ik- schreef die dichter het meeste van zijn werk? Onderweg!
Denkend aan Kemp zag ik een saaie man, die gedurende tientallen jaren
’s morgens vroeg op de trein naar Heerlen stapte om oervervelend
administratief werk te gaan doen op de mijn Laura, en die ’s avonds
weer (opgelucht, zo stelde ik mij voor) terug naar Maastricht spoorde.
In de trein dichtte hij. Het is maar een kort traject, en het waren
daarom meestal korte gedichtjes.
Dat
boeide me: het contrast tussen een ambtenaar (lees: grijze man) en al
die sprankelende, kleurrijke, levendige gedichtjes.
Ach,
elk beeld is een vertekening van de werkelijkheid.
Maar
toch, de associatie Kemp-Maastricht en vice versa was sterk. En zo kwam
het dat ik lang geleden eens, bij het bladeren in dat dikke, rode
postcodeboek (altijd op zoek naar buitenissige straatnamen), ineens
bezorgd bedacht: ze zullen in Maastricht toch wel een Pierre Kempstraat
hebben? Ik zocht en vond niet.
Dat
wekte mijn woede. Godmiljaar, dan hèbben ze daar in het diepe zuiden
eindelijk eens een groot kunstenaar in hun midden, en dan zijn ze nog te
beroerd om hem te eren. En ik dacht aan Valkenburg en Jan Hanlo, en aan
zoveel meer miskenden.
In
ieder geval: het bleef me steken. Ik lag er niet van wakker, maar toch,
iedere keer als ik Kemp onder ogen kreeg, vulden fiolen zich met toorn
en had ik die graag uitgegoten over de domme hoofden der Maastrichtse
bestuurderen. Een profeet wordt in zijn vaderstad niet geëerd, en grote
dichters evenmin.
En
waar blijft in Goirle het Willem van de Vrandehofje?
Dit
ter zijde.
Allez,
de jaren verstreken en op zekere dag vernam ik dat Wil L., destijds
directeur bij het ROC Midden-Brabant en iemand met wie ik uit hoofde
mijner functie regelmatig contact had inzake volwasseneneducatie,
benoemd was bij de gemeente Maastricht. Iets heel hoogs bij de dienst
Welzijn, Cultuur en nog zo het een en ander. Ha, dacht ik, dan zal die
belangrijke Wil zijn invloed prima kunnen aanwenden om het historisch
onrecht inzake Pierre Kemp ongedaan te maken. Straatnaamgeving zal wel
onder Cultuur vallen, dus kat-in-het-bakkie. En ik schreef hem een lange
brief waarin ik aandrong op een doeltreffende actie van hem in dezen.
Ik
hoorde er niets meer van.
Toen
geschiedde het dat de eminente Gerd L. benoemd werd tot burgemeester van
Maastricht.
Ha,
dacht ik, dat is bingo! En ik herhaalde mijn verzoek betreffende Kemp.
Nu zal het zeker goed komen, meende ik.
Het
kan raar lopen in een menschenleven, want niet lang daarna ging ik zelf
in Maastricht werken. Op het kabinet van de burgemeester. En neemt u
maar van mij aan dat een kabinetsmedewerker een heel belangrijke
ambtenaar is binnen de gemeentelijke organisatie! Iemand die aan
bepaalde touwtjes kan trekken, waarna een ambtenaar elders ineens rare
bewegingen gaat maken. Zijns ondanks.
Goed,
reeds op mijn eerste werkdag vroeg ik op hoge toon om het dossier over
de straatnaamgeving. Eerbiedig werd het mij aangereikt. En ik zag en
las, dat ik mij al ruim 15 jaar ten onrechte had opgewonden, want in
1986 had de gemeenteraad ter gelegenheid van de honderdste geboortedag
van Pierre Kemp besloten (een deel van) het stadspark de naam ‘Kempland’
te geven. Eigenlijk zou dat moeten zijn ‘Kemp-land’, maar alla.
Een
mooi en goed besluit, eindelijk. Tien jaar eerder had de Stichting
Pierre Kemp verzocht om de naam ‘Aldenhofpark’ te vervangen door ‘Kemp-land’,
maar dat was toen afgewezen. (Het is toch om uit je vel te springen!)
Vervolgens,
in 1986, wil de gemeente wèl wat doen, en zoals dat vaak gaat met
gemeentebesturen: ze hebben het weer eens slechts half begrepen. In de
raadsvergadering van 1 april 1986 komt het voorstel aan de orde om het
parkgedeelte, omsloten door de Graanmarkt, de Maasboulevard, de Prins
Bisschopsingel, de Sint Pieterskade en de O.L. Vrouwewal, de naam te
geven ‘Pierre Kemp-park’.
Nou,
dat is toch prachtig?, zult u zeggen. Nee, lieve lezer, dat is maar half
prachtig, want eerst die naam ‘Kemp-land’ was ten volle prachtig.
Die naam immers verwijst naar een in dit verband zeer essentieel gedicht
van Pierre Kemp: ‘Woede over een aardbol zonder Kemp-land’.
Kemp
schreef dit gedicht in 1953. Ik citeer uit een brief van zijn hand d.d.
11 november 1953 het volgende:
"Het
is wel een gekke dag, die 11e van de 11e maand,
maar dit mag mij toch niet beletten u een zeer serieus gedicht te laten
toekomen. Uit de tijd, dat u zich nader hebt kunnen bezighouden met
geografie, zult u zich nog wel het Enderby en het Kemp-land aan de
Zuidpool herinneren. De rijke reders, de gebroeders Enderby uit London
-ik schrijf als volbloed Engelsman nooit Londen- zonden in 1833 meerdere
vaartuigen naar de Zuidpoolstreken. Het geheel stond onder leiding van
Biscoe, die ook iets aan de Zuidpool heeft, en een der vaartuigen stond
onder de orders van Kemp, die het land naar hem genoemd ontdekte, -wat
een geweldige parentage heb ik toch, vindt u niet- , maar als volbloed
Engelsman moet je daarover kunnen beschikken. Zolang dat Kemp-land nu
maar op die aardbollen stond, was alles goed en kon ik rustig gaan
slapen. Dat hield op, toen ik er een zag, waarop meergemeld land niet
meer voor kwam, gelijktijdig met Zuidpoolkaarten, waar het ook ontbrak.
Toen was de bok vet en ben ik naar Fernand gegaan en liet mij bij hem
Beethoven’s ‘Wut um den verlorenen Groschen’ voorspelen. F. zag
mijn ogen stilaan vochtig worden en later de tranen langs mijn wangen
biggelen en vroeg mij welk leed mij toch deerde. Om niet kinderachtig te
schijnen en te zeggen, dat ik van woede schreide, vertelde ik hem, dat
een der Muzen mij ontrouw was geworden en dat ik er nu nog maar acht
over had. (…) Enfin, ik heb nu ook mijne speciale woede en ééne, die
veel dieper ingrijpt dan de Groschen van Beethoven en de drachme uit het
Nieuwe Testament."
Het
gedicht zelf is te lang om hier volledig weer te geven Ik beperk me tot
de laatste vier regels:
En
draai nu maar Aarde zonder K,
zonder
E, zonder M en zonder P!
Ik
kijk je, als onwaardig, toch niet meer na,
sinds
Ik niet meer draai mee!!!
Welnu,
ieder die een greintje gevoel heeft voor poëzie, zal onmiddellijk
instemmen met het idee van de Stichting Pierre Kemp om een deel van het
stadspark ‘Kemp-land’ te noemen. Maar je hebt altijd ambtenaren, en
de meesten hunner ontberen dat genoemde greintje. Er kwam dus op 1 april
1986 een voorstel ter tafel om het bedoelde deel van het park om te
dopen in ‘Pierre Kemp-park’.
Gelukkig
had het stichtingsbestuur een der raadsleden, mevrouw Ceha-Konings, goed
geïnstrueerd. Zij verklaarde, legde uit, en diende een amendement in.
Eerst nog wat gedimdam over de vraag of het niet beter is de zaak aan te
houden tot de volgende vergadering, en een laatste poging van de
voorzitter (burgemeester Houben):
"Ik
begrijp dat er maar een geringe belangstelling voor aanhouding bestaat,
dat men nu een beslissing wil nemen. Ik wil nog één poging doen ten
faveure van het voorstel van ons college. De naam Kempland zegt alleen
de ingewijden iets. Anderen zullen de naam associëren met woorden als
kemphaan en dergelijke. In het stadspark hebben we verschillende
personen, onder wie mgr. Nolens, Aldendorf en anderen. Nu hebben wij
bewust de naam Pierre Kemp, met voornaam, gekozen omdat er ook andere
personen met de naam Kemp in de literatuur bekend zijn geraakt."
Maar
ook deze laatste poging lijdt schipbreuk: bij handopsteken wordt het
amendement van mevrouw Ceha aanvaard.
Kempland
werd het dus. Uiteraard.