Kemp natuurlijk (3)
De
plekken die verband houden met het begin en het einde van Kemp zijn mij
vertrouwd.
Op
1 december 1886 werd Petrus Johannes Kemp geboren, in de Mariastraat. Op
nummer 472, thans nr. 15, schrijft Prick.
Ik
kom daar dagelijks vier keer langs. Fiets stallen aan de Kesselkade, de
Mariastraat door, rechtsaf de Muntstraat in, na vijftig meter de Markt
op, en het stadhuis, of, zoals wij zeggen: ’t stadhoes, in. Alles
bijeen 300 meter lopen, hooguit.
Op
het huidige nummer 11 is een slagerij gevestigd, op nummer 17 huist een
goud- en zilversmid. Er is geen nummer 15, maar er zijn twee nummers 13.
Het ene is een deur waarachter, naar ik vermoed, een steile trap die
naar bovenverdiepingen leidt (geen idee wie er woont of verblijf houdt),
het andere nummer 13 is een ruimte op de begane grond waar het Leger des
Heils dagopvang ( ’t Koffiehonk) biedt aan daklozen. Natuurlijk is er
nergens een plaquette die leert: dit is het geboortehuis van Pierre
Kemp.
Ik
houd het maar op de dagopvang van het Leger. Dat is ook wel zo passend
bij een dakloze dichter.
Dakloze
dichter? Figuurlijk gesproken dan. Iedereen weet toch dat hij eeuwenlang
gewoond heeft op het adres Turennestraat 21. Vanzelfsprekend ontbreekt
ook daar een plaquette.
Op
21 juli 1967 overleed Kemp. Hij werd begraven op Overmaas, en dat is
vlakbij Amby, waar ik woon. Ik vind het een begraafplaats, een dichter
onwaardig. Had Pierre niet op het Père Lachaise van Maastricht moeten
liggen? Op de Algemene Begraafplaats aan de Tongerseweg? Daar liggen
alle lokale helden en beroemdheden. De uitvinder Hustinx, de beeldhouwer
Charles Vos, de schrijver van vele revues én van het Mestreechs
volkslied Olterdissen, de historicus en journalist Charles Thewissen, en
hele reeksen gouverneurs, burgemeesters, industriëlen, schilders,
operazangers, en ga zo maar door. Prachtige, romantische begraafplaats,
daterend van 1812.
Broer
Mathias Kemp ligt er wel.
Maar
Pierre ligt ten oosten van de Maas. Waarom daar? Geen idee. Vijf jaar
voor zijn dood noteert hij: ‘Omdat mij niet een graf in het Westen
wacht, beidt dit mij op het Oostermaas van Wijck.’
Het
is een begraafplaats van niks, en een grafsteen van niks. Godmiljaar,
het is het graf van een klerk of een schoolfrik. Zo zonder enige
fantasie. Toch niet de laatste rustplaats van een dichter? Een
grafsteen, rechttoe, kraak noch smaak, zonder zelfs één bescheiden
regeltje poëzie. Bescheidenheid, soberheid of zuinigheid? Werd de steen
met zo’n regel te duur?
Ik
ben iets van de nacht en ook niet meer,
een
dromer zonder kleed en zonder eer.
Dat
zijn de beginregels van het gedicht ‘Funambulesque’. Zomaar het
verzameld werk opengeslagen. Zouden die beginregels, bijvoorbeeld, niet
passen op de steen?
Funambulesque,
een raadselachtige titel. Er zit van alles in: fun, funeraire, ambulant,
burlesk.
Het
levenseinde van Pierre is bitter en triest. De journaliste Edith van der
Made:
"Hij
lag op een afdeling voor zwaarzieke en demente bejaarden in
Calvariënberg. Hij had een klein kamertje, waarvan de deur altijd open
stond omdat het linnengoed van de afdeling er werd bewaard. De
verpleegsters waren lief en werkten hard, maar zij konden ook niet
helpen dat er altijd een lucht hing van oude mensen, oud gebouw, urine,
eten en ontsmettingsmiddelen. De hele dag schetterde Hilversum 3 en
overstemde het lawaai van wasbakken, po’s en schreeuwende demente
patiënten. Eén keer had iemand per ongeluk klassieke muziek opgezet,
maar de vergissing werd snel hersteld. Er rolden toen twee tranen over
Kemps wangen…."
Ik
heb het graf van Kemp bezocht, maar dat viel nog heel niet mee. Ik moest
lang zoeken, maar eindelijk, daar was het dan (vanaf de ingang helemaal
naar achteren lopen, en dan ergens aan de linker kant).
Een
grafsteen zonder enige poëzie: zwart stenen plaat met metalen letters:
Pierre
Kemp
1-12-1886
21-7-1967
Hubertina
Mommers
1881.
23-9-1973
Nu
ik de naam noem van mevrouw Kemp, moet ik ineens denken aan de vrouw van
Math Kemp. Zij is op herkenbaar Maastrichtse wijze aan haar einde
gekomen.
Math
en Pierre waren klein van stuk; beiden trouwen ze met een opvallend
robuuste vrouw. An Dassen is de levensgezellin van Math; zij is vrolijk
en non-conformistisch.
Ze
woonde in een groot, enigszins verlopen herenhuis: Parallelweg 50. Math
(1890-1964) dreef daar in zijn laatste jaren een boekenantiquariaat. Op
17 mei 1969 staat de melkboer voor de deur. An wil vanaf het balkon haar
bestelling doorgeven. Wat dan gebeurt, lezen we in De Nieuwe Limburger:
"Ten
gevolge van een ongeval is zaterdagmiddag in Maastricht de 63-jarige
mevrouw A. Kemp-Dassen, weduwe van de Maastrichtse literator Mathias
Kemp, overleden. Mevrouw Kemp stond op het vijf meter hoge balkon van
haar woning aan de Parallelstraat, toen een gedeelte van de
balkonbalustrade waartegen zij leunde, het begaf. Zij kwam op de rijweg
terecht en werd zwaar gewond. Op weg naar het ziekenhuis is zij
overleden. Later heeft de brandweer het balkon waarvan mevrouw Kemp
viel, gesloopt."
Inderdaad,
zulke dingen gebeuren in Maastricht. Balkons storten naar beneden, of
ineens valt een een reuzegroot gat in de weg. Het is altijd oppassen
hier!
Ik
sluit af met een gedichtje van Kemp:
Bij
een schoon hemd
De
nacht draait weer stilaan naar vandaag.
Letters
en rijmen moet ik weer vereren.
Gedichten
worden mij soms een plaag,
als
ik weiger ze te noteren.
Toch
vind ik dit geen onnozele vraag,
zie
ik mij naakt in de spiegel staan:
waar
komen nu mijn gedichten vandaan
en
waar sluipen zij uit
mijn
huid?