CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20081009

Onnozel

‘Onnozel’ is een mooi woord. Het stamt van het werkwoord ‘nosen’, dat betekent: schaden. Dat werkwoord gebruiken we inmiddels niet meer. Behalve dan in de betekenis van: je neus diep in een glas whisky steken en het aroma krachtig opsnuiven.  Maar u begrijpt, dat dat alles van doen heeft met de Schotse neus.

Voorts kwam ik het werkwoord ‘brown-nosen’ tegen, en begreep dat we hier het Engelse broertje van ons ‘witte voetje’ in mogen herkennen.

 

Het etymologisch woordenboek weet er niet goed weg mee. Dat ‘nosen’  is mogelijk afgeleid van het Franse ‘noise’ (twist, krakeel), dat zelf weer familie lijkt te zijn van het Latijnse  ‘nausea’ (afkeer), dat vervolgens weer teruggaat naar het Griekse nausia (zeeziekte). “Maar ook het Latijnse ‘nocere’ (schaden) komt in aanmerking.”

Kortom, men weet het niet, en tast onbekommerd in het duister.

 

Onnozel is onschuldig. ‘Onnozele kinderen’, bijvoorbeeld.

Later krijgt het meer en meer de betekenis van: dom, simpel, naïef.

 

Ik zoek op internet, en vind tot mijn verbazing een werkstuk van een studente Nederlands aan de Taras SjevtjenkoUniversiteit in Kiev. Irina Feoktistova heet ze, en ,voorwaar, dat werkstuk getuigt van een zeer goede beheersing en grondige studie van onze taal. Zij stelt “dat de syntactische ontkenning ‘niet’ altijd neutraal is, terwijl de morfologische negatie ‘on’ (zoals in onnozel en onguur) in het hedendaagse Nederlands meestal een aanvullende (pejoratieve, intensifiërende, waarderende) schakering aan het lexeem verleent.”

Het is toch wonderbaar, dat in het verre Kiev een, ongetwijfeld aanminnig en verre van onnozel, Oekraïens meisje zich verdiept in de morfologische en syntactische middelen van ontkenning in het Nederlands?