CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20081204

Bolland

 

Sommige auteurs worden niet meer gelezen, maar hooguit nog eens een enkele keer geciteerd. Helemaal treurig is het lot van de schrijver die min of meer is teruggebracht tot één citaat. Bolland is zo iemand.

De Nederlandse filosoof G.J.P.J. Bolland (1854-1922), de grote, de gevreesde Hegeliaan. Bolland de antisemiet, de antipapist, de antidemocraat, ja, waar was hij níet tegen?

 

Zijn leven is als een roman. Uit de Groningse goot grotendeels op eigen kracht opgeklommen tot Leids professor. En dan die kop van hem, met die licht loensende ogen en die walrussnor. Tamelijk geniaal en tegelijk hartstikke gek. Een beetje zoals Bilderdijk.

Hij was een meeslepend redenaar en een polemist die dik hout gaarne tot planken zaagde. Kortom, een buitengewoon kleurrijke verschijning in het grijze Holland. Toch zou het nog tot 1995 duren vooraleer er een biografie over Bolland verscheen, geschreven door Willem Otterspeer. Wim Klever kwam in 1969 niet verder dan Bollands jeugd en Indische jaren, en hield toen op: de filosoof was hem inmiddels té antipathiek geworden.

 

Inderdaad, je kunt veel lelijks over Bolland zeggen. En dat gebeurt ook telkenmale. Veelal richt men daarbij zijn pijlen op zijn roemruchte rede over ‘De teekenen des tijds’ (1921). En dan komt steevast weer hetzelfde citaat uit die rede te berde. Het citaat over de fiets.

Als ik het hier weergeef, versterk ik wat ik eigenlijk wil tegengaan. Want Bolland is zeker wel het lezen waard!

 

Maar vooruit, ik heb u nu nieuwsgierig gemaakt. Ik geef het citaat.

In zijn tirade tegen (uiteraard!) de moderne techniek, gaat hij in op de verderfelijke invloed van ‘spoorwegen, krachtwagens en stoomfietsen’. Maar ook de gewone fiets moet het ontgelden:

Zóó waar, dat reeds de gewone fiets, in de samenleving onzer dagen eene onontbeerlijkheid, meteen hare bedenkelijkheid en zelfs verderfelijkheid heeft als trillend en schokkend verderver vooral van den vrouwelijken onderbuik, om niet te spreken van de fiets als middel tot heimelijk verkeer en factor van gezag vernietigende of democratische verijdeling eener zedelijke opvoeding.’