CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20081218

Elpenbeen

 

Ivoor of elpenbeen.

Echt woorden voor het etymologisch woordenboek.

Elf (elp) gaat terug naar het Griekse ‘elephas’ en het Latijnse ‘elephantus’.

“Het is opvallend, dat het woord voor olifant en niet dat voor ivoor (lat. ebur) zoo vroeg ontleend is”, schrijft mijn etymologisch woordenboek uit 1912.

Een modernere versie (Van Dale, 1989) geeft aan, dat het woord ‘ivoor’ teruggaat tot het Koptische woord voor olifant: ebu.

Hoe het ook zij, we kennen in het Nederlands al sinds vele eeuwen de beide woorden: ivoor en elpenbeen. En ook de eburisten, trouwens: handwerklieden die prachtige meubels maakten met ingelegde, ivoren decoraties. En, later, eburine: surrogaat voor ivoor, bestaande uit ivoorpoeder, beendermeel en een bindmiddel.

 

Bij Vondel - om een der kopstukken uit onze vaderlandsche letterkunde te noemen - kom je het elpenbeen in diverse passages tegen.

Ivoor evenzo (en dat rijmt dan bijvoorbeeld op: eer dit een geest bekoor).

Er lijkt me niets op tegen om het elpenbeen weer in ere te herstellen. Dat ‘Ivoorkust’ doet me trouwens te veel denken aan Goudkust en chocolade. Wat mij betreft wordt het van nu af: Elpenbeenkust.

 

Intussen heeft het geblader in verscheidene etymologische woordenboeken me geleerd dat de olifant in het Hamitisch ‘elu’ heette, in het Egyptisch ‘yb’, en het Koptisch ‘ebu’ hebben we hierboven al genoemd. Allemaal heel kleine, korte woorden voor zulk een groot dier.