CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20090108

Ironieteken

 

Succesvolle communicatie is gebaseerd op min of meer vaste, gemeenschappelijke afspraken, zoals daar zijn: taal en gebaar. Taal verandert voortdurend, maar de gebarentaal is veel minder vloeiend en buigzaam. Het valt niet mee om een nieuw gebaar te bedenken (nou, dát valt nog wel mee) en algemene ingang te doen vinden.

Zo was er behoefte aan een gebaar dat de deelnemer aan het autoverkeer in staat zou stellen om aan andere weggebruikers zijn excuses te maken voor een gemaakte fout of begane onhandigheid. De tegenwoordige standaardreactie daarop jegens de onhandige of onoplettende voertuigbestuurder is het opsteken van de middelvinger. U kent het waarschijnlijk uit eigen waarneming: een hoogst onwellevend en zeer onvriendelijk gebaar. Maar hoe voorkom je zo’n reactie? Hoe laat je zien, dat je nederig erkent dat je niet de goede chauffeur bent waarvoor een ieder zichzelf gaarne houdt? Je wilt de ander zeggen: sorry. Hoe doe je dat in gebaar, een snel gebaar bovendien, want het verkeer raast verder.

Er schijnt inmiddels zo’n gebaar te zijn afgesproken, maar ik heb nog geen automobilist ontmoet die zich jegens mij daarmee verontschuldigde.

 

Zo is er sinds de Boekenweek van 2007 ook een nieuw leesteken geďntroduceerd. We hadden het vraagteken en het uitroepteken, maar nu hebben we - op instigatie van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, de organisator van de Boekenweek - bovendien een ironieteken. Het ziet er uit als een kleine bliksemschicht met een punt eronder. Je kunt er ook een uitroepteken in zien waarvan de ‘stok’ geknikt is. Een rilling misschien.

Het teken is ontworpen door grafisch bureau Underware. (je zou een grap vermoeden)

Het ironieteken zit nog niet op mijn toetsenbord. En al zou het er zitten, ik zou het nimmer gebruiken. Ik uit me nooit op ironische wijze! (rechte stok!)

Aan de NRC van 14 maart 2007 ontleen ik de volgende wetenswaardigheden.

In de loop der tijd zijn er diverse pogingen ondernomen om een ironieteken te introduceren. Onder anderen Justus van Effen (1684-1735) heeft zich daarvoor al beijverd. De schrijver Alcanter de Brahm (1868-1942) gebruikte er sinds 1899 een gespiegeld vraagteken voor. Anderen zochten het in een combinatie van vraag- en uitroepteken. De BBC gebruikt in de ondertiteling een uitroepteken tussen haakjes (!) aan het einde van zinnen met een ironische intonatie. In e-mails, chats en op de mobiele telefoon wordt het symbool ;-) gebruikt. Draai dit ‘emoticon’ een kwartslag en u ziet een gezicht met een knipoog.

 

Wat ik mij nu afvraag: waar komt die behoefte aan een ironieteken vandaan? Auteurs als Hermans, Scheepmaker, Poll, Hofland zegden graag over zulk een teken te beschikken. Waarom, in godsnaam? Het is, dat ik me nooit aan ironie bezondig, maar áls ik dat zou doen, dan zou een ironieteken wel het laatste zijn waaraan ik behoefte had.

De aardigheid van ironie is nu juist, dat je de lezer (we hebben het immers over gedrukte teksten) in verwarring brengt. Dat de lezer zich afvraagt: méént hij dat nou?

Want wat is ironie? “Eene geveinsde of schijn-onwetendheid om iemand daarmede te plagen of te hoonen; fijne bedekte spot, heimelijke scherts, boerterij, waarbij men het tegendeel zegt van hetgene men meent, inz. spottende of honende lof.” Dat is uit een oud woordenboek. Ik citeer dat met instemming, zulks in tegenstelling tot hetgeen Van Dale ons voorhoudt. De Dikke beweert (verkeerdelijk!!), dat het bij ironie gaat om het uiten van gedachten of meningen “op zo’n manier dat duidelijk is dat het te verstaan gegevene niet in ŕl zijn aspecten serieus hoeft te worden opgevat”. Fout, mis, onjuist! Ironie en duidelijkheid staan recht tegenover elkaar. Ironie is ambigu. En dat is precies het leuke ervan. En waarom zou je die pret wegnemen met een teken dat de lezer leert: nee, dit hoef ik niet geheel ernstig te nemen.

Wčg dus met het ironieteken!