CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20091203

 

Pindakaas

 

Een boterham met pindakaas, het is ten onzent dagelijkse kost.

Pindakaas? Wát káás?

Het is natuurlijk belachelijk om dit smeuïge product ‘kaas’ te noemen.

Maar laten we beginnen met het eerste deel van het woord: pinda.

 

Het woord komt uit Afrika, uit de streken van Congo: mpinda. Door de slavenhandel kwam het woord vervolgens in het Caraïbisch gebied terecht. Ook op de Antillen werd hij verbouwd, met name op Aruba. Via het Papiamento kwam het woord ‘pienda’ of  ‘pinda’ in onze taal terecht. Dat gebeurde in de jaren twintig van de vorige eeuw.

De pindanoot .... hó, even. Voor de goede orde: de pinda is plantenkundig en zo geen noot, maar een peulvrucht. Het zijn onder de grond groeiende peulvruchten.

Enfin, de pindanoot (oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika, en door de Portugezen in de zestiende eeuw als plantensoort geëxporteerd naar tropische streken in Afrika en Azië) was in ons land al heel lang bekend, maar niet onder de naam pinda. Die naam is, zoals gezegd, relatief recent. In vroeger tijd was de noot bekleed met prachtige namen als: aardpimpernoot, of grondnoot, of olienoot, of apennootje, of - nu wordt het echt mooi – Curacaosche amandelen, kortweg sausche mangelen, of, nog korter, sausjes. (Sorry voor de ontbrekende cedille, lezer)

 

De pinda werd pas laat de grondstof voor de pindakaas. Aanvankelijk werd de noot uitsluitend geperst voor de olie: de aardolienotenolie, ook wel bekend onder den naam Delftsche slaolie.

In de jaren twintig ontdekte men ten onzent de pinda als lekkernij: de gebrande pinda’s. In die jaren ontstonden in ons land ook de eerste pindakaasfabriekjes.

De eerste pindakazen waren huisgemaakt, maar vanaf de jaren dertig werden ze fabrieksmatig vervaardigd.

De uitvinder van de pindakaas/peanutbutter schijnt de welbekende arts John Harvey Kellogg te zijn. Aan het einde van de negentiende eeuw, toen er in de Verenigde Staten een overschot aan pinda’s was (er worden verschillende jaartallen genoemd: 1883, 1884), bedacht hij, dat de pinda zelf een heel voedzaam en smakelijk product kon zijn: men male de gebrande pinda’s  heel fijn, voege er peper en zout aan toe, honing eventueel, en voor de smeuïgheid wat plantaardige olie, en klaar is Kees, Bob is your uncle.

 

Komen we op onze eerdere vraag: waarom káás? In het Engels is het peanutbutter, in het Frans is het beurre d’arachides, maar wij noemen het geen boter, maar kaas.

Dat is een gevolg van de Nederlandse Boterwet, die bijvoorbeeld ook bewerkstelligde, dat kunstboter niet als kunstboter door het leven mocht, en nu gebukt gaat onder de naam margarine.