CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20100114

 

Spruit 11

 

Ho, zegt de oplettende lezer meteen: het is toch spuit elf?

Nou, niet zo snel, alstublieft. Laten we de zaak eens nader bekijken.

 

Spuit elf is, aldus het woordenboek (en dat is natuurlijk de dikke Van Dale), een schertsende aanduiding van iemand die achteraan komt, of die ook nog iets zeggen wil (waar hij geen recht van spreken heeft of geacht wordt te hebben). De term wordt vooral gebruikt in het gezegde: spuit elf geeft ook nog modder.

 

Voor een verklaring van dit vreemde gezegde wordt een verband gelegd met het brandweerwezen: stel u een grote, uitslaande brand voor, en er wordt met groot materieel uitgerukt. Met liefst 10 pompen. (We moeten een en ander in het Amsterdam van de zeventiende eeuw situeren; denk aan Jan van der Heiden, de uitvinder van de slangenbrandspuit.) En dan komt daar ook nog spuit elf aansukkelen. Maar het water in de gracht is door de andere spuiten al zozeer belast, dat deze laatste spuit enkel nog wat modder oppompt.

Iets in die trant.

En zo kon ‘spuit elf’ de benaming worden van een onbeduidend persoon die ook nog iets in het midden wil brengen, maar door niemand serieus genomen wordt, omdat hetgeen hij zegt al eerder naar voren is gebracht, of volkomen evident en logisch is.

 

Maar nu die spruit. Het woord heeft vele betekenissen: van telg tot een groente. Via dat telg komen we bij het in Zuid-Afrika gebruikte spruit in de betekenis van ‘tak van een rivier, kleine rivier, waterloop’.

En toen las ik in Leydraden (nummer 78), het blad van de Literaire Kring Goirle, een verhaal van Aldert Walrecht waarin hij verslag doet van een verblijf in Jeffreysbaai, en zijn gesprekken met Afrikaanders, die er zich bijvoorbeeld over verbazen, dat Walrecht een oud, uit de Boerenoorlog daterend lied als Sarie Mareis kent. Walrecht (geboren in 1931) antwoordt dan, dat in zijn jeugd in Nederland veel belangstelling bestond voor de Boeren. Op de lagere school werd uitgebreid verteld over Paul Krüger, gezongen over Sarie Mareis, en gelezen uit de boeken van J.L. Pennings: De Held van de Spionkop, De Verkenner van Christiaan de Wet, en De Leeuw van Modderspruit. “En als iemand een stomme opmerking pleegde, zeiden we altijd: Spruit Elf geeft ook nog modder.”

 

Kijk eens aan, spruit elf in plaats van spuit elf! Wat mij nu te doen staat, is het boek De Leeuw van Modderspruit te lezen, want daarin moet denkelijk de oorsprong van ‘spruit elf geeft ook nog modder’ te vinden zijn. Niks geen brandspuit dus, maar een modderige beek in Zuid-Afrika.

Ik kan u melden, dat ik het eerste hoofdstuk uit heb, en daarin is al meteen sprake van een spruit.  Twee ruiters, vader en zoon Wessels, doorkruisen een gloeiend hete vlakte, en zoon Danie heeft dorst: “Zoo reden zijn dan zwijgend naast elkander voort, totdat, op een nieuwe golving van het terrein gekomen, het klateren van het water hun oor bereikte. De spruit of beek was nu spoedig bereikt.”