CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20100415

 

Oelewapper

 

Een tijdje terug stond het woord ‘oelewapper’ ineens prominent in de krant. Op de pagina met het Goirlese nieuws natuurlijk. Mooi woord van vroeger. Lange tijd niet meer gehoord.

Oelewapper geldt als de aanduiding van een ‘waardeloze vent’. Niet leuk om zo genoemd te worden, dat spreekt vanzelf. Het woord klinkt dommig, en past daarom, qua gevoelswaarde, precies bij het type van de i.c. gewraakte personen, namelijk bureaucraten die niet open staan voor weerwoord of tegenargument en daarom op hun strepen gaan staan.

Een Boze Burger nam het woord ‘oelewappers’ in de mond, en mijn hart sprong op van vreugde. Hij had ook grof kunnen zijn, zoals de mode is. In dat geval had hij waarschijnlijk gewag gemaakt van onheuse betitelingen als - excusez le mot -  ‘klootzakken’, of erger nog (ik zal die woorden hier niet vermelden). Maar oelewapper klinkt gematigd. ‘Minkukel’(van de hand van Maarten Toonder) vind ik ook een sympathiek scheldwoord.

 

Het is natuurlijk allemaal een kwestie van smaak en gevoel. Ik word bijvoorbeeld liever uitgemaakt voor ‘oliebol’ dan voor ‘droplul’. Ik heet liever ‘augurk’ dan flapdrol’.

Oelewapper vind ik nog een beschaafd scheldwoord. Het is al een oud woord; de herkomst ervan is niet geheel duidelijk. Er zijn geleerden die beweren dat het te maken heeft met oele-olla (pot) en wapperen (snelle bewegingen maken met de handen), ofwel met een pottenbakker. Niet overtuigend.

Andere deskundigen zoeken het in de richting van oele (uil) en wapperen (onbeheerst met de vleugels slaan), hetgeen gedachten oproept aan een onhandig uilskuiken dat eerste vliegoefeningen maakt. Klinkt al beter.

De echte etymologen houden het er op, dat ‘oel’ een oud woord is voor ‘iets van nul en generlei waarde’ en ‘wapper’ een slungelachtige persoon is. Een soort ongebakken deegsliert dus.

‘Oele’ gold eertijds ook als een soort tussenwerpsel. “Ja, oele, het mocht wat.” Zoiets dus als het tegenwoordige, uit het Engels afkomstige ‘duh’.