CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

KUNST

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20100916

 

Lierlauwen

 

Er is een woord dat mij de hele dag al door het hoofd speelt: lierlauwen. Ja, dat zal wel vanwege die liervogels zijn. Lierlauwen betekent (zie er Van Dale maar op na): (overg.) even lauw maken, (onoverg.) langzaam warm worden. Met als voorbeeldzinnetje: dat water staat daar te lierlauwen. Het werkwoord komt van het adjectief ‘lierlauw’ als aanduiding van: een beetje lauw. Dat ‘lier’ in combinatie met ‘lauw’ heeft de etymologen tot diep nadenken aangezet. In Franck’s  Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal lezen we: ‘Allitereerende formatie bij lauw. Het eerste lid zal wel niet voor etymologiseeren vatbaar zijn.’ Kortom, hij weet het niet en beschouwt het ‘lier’ als zoiets als het ‘klink’ in ‘klinkklaar’ of ‘klinklaar’, namelijk een toevoeging voor de allitererende aardigheid, een reduplicatielettergreep zogezegd. Zeer oude etymologen hebben het dan over ‘een streckform’. Hoe dan ook, de deskundigen hebben er zich het hoofd over gebroken en daarom staat het woord, dat overigens nauwelijks nog door iemand gebruikt wordt, nog steeds in het (etymologisch) woordenboek.

Het is aardig om de discussies tussen mensen als Heeroma, d’Angremond, Heinsius, en Van Lessen in het Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde te volgen.

Lierelauw is een zeer oud woord; Kiliaen noemt het al (tepidulus). Maar heeft het iets van doen met ‘lier’ in de oude betekenis van ‘wang’? Zó lauw, dat je het tegen je wang kunt houden? Of: zo lauw als een wang? Of moeten we, zoals Heeroma doet, denken aan het opwarmen van een koude drank in de mond?

Laten we Heeroma even aan het woord:

“Wij zagen, dat Kiliaan lierelauwen alleen kent in de speciale verbinding lierelauwen den dranck. Welnu, als men een koude drank een beetje lauw wil maken voor men hem door 't keelgat laat glijden, welke methode ligt dan 't meest voor de hand? Toch deze, dat men een slok van het koude goedje voor in de mond neemt en het daar zo lang heen en weer spoelt met tong en wangen, tot de ergste kou er af is. Dit maakt een zeker geluid, niet ongelijk aan het murmelen en klokken van een enigszins snelstromende beek. Wanneer we dan ook onder de Woordenboek-voorbeelden van het z.g. onomatopeïsche lierelauwen dit zinnetje vinden: ‘de beek vloeide al lierelouwende over de steenen’, dan vragen wij ons af, of deze betekenis van lierelauwen niet af zou kunnen stammen van ‘een klokkend geluid maken met water, dat men in de mond neemt’. De andere betekenisschakeringen van het onomatopeïsche lierelauwen nl. balken van een ezel, wauwelend praten, doedelen van een doedelzak, laten zich ook zonder veel moeite hetzij uit de veronderstelde oorspronkelijke, hetzij uit de afgeleide betekenis van ‘murmelen’ verklaren. De vraag is nu echter: betekent lierelauwen den dranck inderdaad wel ‘water een beetje lauw maken door het in de mond te nemen’? Ik meen, dat het woord zelf een aanwijzing geeft in die richting. Wat is de etymologie van lierelauwen? Mij dunkt deze van lauwen d.i. lauw maken met de lieren oftewel wangen. Het is te vergelijken met woorden als handtekenen e.d. Het lijkt mij helemaal niet vreemd, dat het oude woord lier met de betekenis ‘wang’ juist in deze samenstelling, waarvan men de oorsprong niet meer doorzag, het leven zou hebben gered, terwijl het als afzonderlijk woord misschien tengevolge van de homonymie met het muziekinstrument lier volledig is uitgestorven. Chronologische bezwaren tegen deze etymologie zijn er m.i. niet in te brengen. Kiliaan is de brug tussen liere, bij hem vetus flandricum, en lierelauwen, dat in zijn tijd blijkbaar ‘algemeen beschaafd Brabants’ was.

Ik wil tenslotte nog de uitdrukking op een lierlauwtje liggen vermelden met de betekenis ‘flauw branden van het vuur’. Ik heb deze uitdrukking in geen enkel woordenboek gevonden en ken hem alleen uit de mond van mijn (Noordhollandse) grootmoeder. De afleiding is duidelijk: het vuur ligt lierlauw wordt het vuur ligt op een lierlauwtje.”

Hoe het ook zij, het is een mooi woord. Kunnen onze dichters het niet weer nieuw leven inblazen?