CUBRA

INHOUD WOORD

HOME

AUTEURS

door NORBERT DE VRIES

Elke week een nieuwe beschouwing over een woord

 


 

20160421

 

Klankborden

 

Klankborden mag, maar niet met iedereen; dixit minister Plasterk. Volgens de politicus Jos van Rey, de Zonnekoning van Roermond, is het echter heel gebruikelijk, dat degenen die solliciteren naar, bijvoorbeeld, een burgemeestersfunctie heimelijk een handje geholpen worden door partijgenoten via het toespelen van vertrouwelijke informatie. Bijvoorbeeld: dít is de casus die in het sollicitatiegesprek aan de orde zal komen, en op déze aspecten wordt bijzonder gelet. Welnu, het is  evident, dat een sollicitant die over zulke informatie beschikt, meteen al een grote voorsprong heeft op zijn concurrenten. Van Rey noemt deze stiekeme hulp ‘klankborden in de partijlijn’. Plasterk noemt het ‘lekken uit de vertrouwenscommissie’ en dat mag niet. “Het is niet verboden om contact te zoeken met mensen, ook uit je eigen partij, om je voor te bereiden op een spannend gesprek. Als die persoon maar niet in de vertrouwenscommissie zit.”

 

‘Klankborden’, ik vind het een buitengewoon lelijk woord. Een nogal viezig woord ook, uit de schimmige wereld van beleid en bestuur. Ik gruw van teksten als deze (van een bureau dat coacht en adviseert):

Klankborden leidt tot uitwisseling van gezichtspunten en is gericht op inhoud. Er wordt gezamenlijk toegewerkt naar het van binnenuit ontwikkelen van visie door de degene die geklankbord wordt. Er is balans en gelijkwaardigheid in de relatie door de complementaire kennis en ervaring van beiden. Klankborden leidt tot effectieve keuzes in besluitvorming.

Je kunt tegenwoordig kennelijk dus zelfs al geklankbord worden! Wat een verschrikkelijke taalverminking!

 

Voorheen was in dezen het woord ‘sparren’ gangbaar. Een uit het Engels overgewaaide term die staat voor ‘boksen zonder doorstoten’. In vechtsporten is het onderdeel van de training: een oefengevecht waarbij je de aangeleerde technieken toepast, maar zonder de intentie je oefenpartner hard te raken en pijn te doen. Prima woord toch?

Wčg dus met dat ‘klankborden’! Laat het geen werkwoord meer zijn, maar enkel het meervoud van klankbord. Klankborden tref je aan in de galmgaten van een klokkentoren: de schuin geplaatste borden (:planken) die het geluid naar beneden richten. Of neem het plankenvlak boven de preekstoel ‘tot weerkaatsing en geleiding van het stemgeluid van den spreker’. Sinds de vijftiende eeuw vindt men het klankbord boven de kansel ter wille van een goede akoestiek, om het geluid de gewenste richting te geven. Klankbord, of verhemelsel.

Pas aan het einde van de negentiende eeuw verbreedt de betekenis zich, en wordt het woord steeds vaker in figuurlijke zin gebruikt. Een eerste stap in die richting vond ik bij J.J. Cremer, die in zijn in 1881 gepubliceerde Romantische werken, deel 14, een verhaal opneemt over ‘Het oude en het nieuwe orgel’ en daarin noteert:

En zie, terwijl hij daar voorttreedt en den blik slaat op die prachtige natuur in haar voorjaars-avondtooi; of ook, als hij, nabij het bosch gekomen, langzamer voortgaat en eindelijk blijft staan om het heerlijke lied van den nachtegaal te beluisteren - dien reinen orgeltoon der Natuur - terwijl hij daar rust en hemelt aan den vollen boezem van Gods schoone schepping, en het haantje van den stadstoren - weerkaatsend den gloeienden hemel - hem zoo vroolijk toeblikt, zie, dan is het een glans van innige vrede en blijdschap, die zich verspreidt over 's-jongelings gelaat, als de weerschijn van een gemoed, dat wel een klankbord mag heeten van den zuiversten toon.

En dan is het menselijke klankbord niet ver meer: Allard Pierson over Opzoomer in De Gids (1893):

Hij gelooft in de menschheid, in het waarachtige van hare gewaarwordingen en behoeften. Zij is hem het onmisbare klankbord voor zijn stem.

 

Van Dale geeft drie betekenissen voor ‘klankbord’: de houten hemel boven een spreekgestoelte, de schuine planken in de galmgaten, en “(oneig.) geďnteresseerde gesprekspartner, geďnteresseerd gehoor”.